Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1833
(1833)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBrief over het heilige land.Bethlehem, den 1 Maart 1831. _ Gij verlangt van mij eene beschrijving van deze kleine stad, die gij slechts vlugtig in het doorreizen kondet zien - van de plaats, alwaar de grootste gebeurtenis der wereld is voorgevallen. Ligt kan ik uwe weetgierigheid bevredigen: want ik ben een inwoner van Bethlehem geworden; ik ga met de Bethlehemiten, als met oude bekenden, om; ik bezoek hen in hunne woningen; zij spreken met mij over hunne ellende en van hunne verwachtingen; wij onderhouden elkander dikwerf over Frankrijk, en de verschijning van een' FranschmanGa naar voetnoot(*) is voor hen als een waarborg van toekomstig geluk en van toekomstige vrijheid. Gij hebt Bethlehem met zijne olijf bosschen, vijgeboomen, tuintjes en rooden, steenachtigen bodem op vrij hooge heuvels zien liggen. Vruchtbaar vertoont dit land zich thans niet. Ook hebt gij de in de rots uitgehouwen, met marmer en zijde bekleede, door vijfendertig zilveren lampen verlichte grot gezien - den zoogenaamden stal, waarin jezus geboren werd. Gij kent het klooster van onze Latijnsche Geestelijken, dat meer een kasteel gelijkt, dan het vreedzame verblijf eener broederschap, die zich afzondert van de wereld. Van de groote, aan het klooster belendende kerk, welke eenmaal een der voortreffelijkste gebouwen in het Heilige Land was, behoef ik insgelijks niet te spreken. Deze eerwaardige tempel, waarin boudewijn als Koning van Jeruzalem gezalfd | |
[pagina 23]
| |
werd, en die anderhalve eeuw van de gezangen der Kruisvaarders weêrgalmde, is thans vervallen en van alle sieraad beroofd, dienende slechts tot een' openlijken doorgang voor de Kloostergeestelijken en Christen-Arabieren. Bethlehem maakt een' geheel anderen indruk op mij, dan Jeruzalem. Zoo lang ik in de Heilige Stad was, kon ik mij niet ontdoen van de duistere beelden, welke mij overal vervolgden - alles vertoonde zich somber aan mijn oog; hier, daarentegen, ziet mijne verbeelding enkel lagchende tooneelen, en ik adem vrijer. Buiten twijfel komt dit van de verschillende herinneringen, welke zich aan beide plaatsen verbinden: in Jeruzalem zie ik niets, dan ongehoorde ellende, volksrampen zonder voorbeeld, en den Godsgezant aan het smadelijke kruis; in Bethlehem aanschouw ik eene Maagd, de Moeder van den beloofden Verlosser - Koningen uit verre landen, Herders om de wieg van het Kind; ik hoor Engelenreijen - ik hoor hemel en aarde juichen; kortom, in Jeruzalem niets dan dood en wanhoop, in Bethlehem enkel leven en hoop. Bethlehem heeft omstreeks 2000 inwoners, waaronder 1500 Katholieken, 400 schismatieke Grieken; de overigen zijn Muzelmannen. Van oude tijden af bevonden zich hier weinige Turken; want de Bethlehemiten, een sterk en moedig volk, kunnen de aanhangers van mahomed niet dulden in hunne nabijheid. Ja, Bethlehem is misschien de eenige stad in het Oosten, waar geen Muzelman als overheidspersoon beveelt; hier is Aga, noch Mutselim, noch eenig Turksch ambtenaar. De katholieke Bethlehemiten wenden zich in hunne twisten, gelijk doorgaans in alle hunne aangelegenheden, tot den Pater Gardiaan van het Latijnsche klooster en tot den Geestelijke, die het ambt van herder en leeraar waarneemt; ook de voornaamste familiehoofden oefenen eene soort van gezag uit. De Pacha verkrijgt niet ligt meer van hen, dan de gewone jaarlijksche opbrengsten. Tegen willekeurige belastingen verzetten zij zich elke maal, vatten de | |
[pagina 24]
| |
wapens op, en werpen zich in het klooster, als in eene vesting, die zeer wel te verdedigen is. Dikwerf dringen zij op onderstand aan bij de kloosterlingen, en wanneer de arme Paters hunne beden weigeren moeten, worden deze wel eens door hen mishandeld, en zien zich genoodzaakt, eene schuilplaats binnen Jeruzalem te zoeken. Ik heb dingen hooren verhalen, die den Bethlehemiten juist niet tot eere strekken. Zoo werd vóór omstreeks twintig jaren de Prior van het Latijnsche klooster, nadat hij zich niet in staat verklaard had, om hun het verlangde geld te geven, op eene der straten van Bethlehem gegrepen en naar eenen oven gesleept, in welken zij hem verbranden wilden; doch, terwijl de oven gestookt werd, gelukte het eenen der inwoners, zijne stadgenooten door overreding van hun verschrikkelijk voornemen af te brengen. In het leven onzer Frankische kloosterbroeders zijn er dus slechte en goede dagen; den bewakers der heilige plaats wordt maar al te dikwijls herinnerd, dat zij in een barbaarsch land wonen. Zeer vele Bethlehemiten verbeelden zich, dat het klooster voor hen betalen moet, en wel om geene andere reden, dan omdat zij Katholieken zijn; en menigeen gaat tot het Roomsche geloof over, enkel om de aalmoezen der Latijnen te bekomen. Men vindt echter ook velen, wier godsdienstigheid opregt en ongeveinsd is. - Het klooster is dus voor de Bethlehemiten eene plaats, waar zij hunne gebeden ten hemel zenden, een geregtshof, waar alle hunne oneenigheden vereffend worden, een huis van herbergzaamheid, waar de armen brood vinden, en in geval van nood, gelijk reeds boven werd gezegd, eene versterkte plaats, om zich tegen den vijand te verweren. De eenige middelen van bestaan voor de inwoners van Bethlehem zijn veeteelt, een weinig landbouw, handel in kruisbeeldjes, beelden van de Heilige Maagd, paarlemoeren doozen enz. Velen spreken vlug Italiaansch, en drie vierde gedeelte der bevolking weet ten minste eenige woorden. Zoo dikwerf ik wandelen ga, ontmoet ik Arabieren, die mij met een: boun giourno, Signor; | |
[pagina 25]
| |
coume estate, bene? (goeden dag, Heer; hoe vaart gij, wel?) aanspreken. Wil ik dan verder met hen in gesprek mij begeven, zoo blijkt meermalen, dat hun boun giourno bijkans alles is, wat zij weten. Ik behoef u niet te zeggen, dat de Bethlehemiten zeer veel achting voor de Franschen hebben. Zij zijn misschien de eenige volksstam in het Oosten, bij welken de overlevering van de Kruistogten uit het Westen bewaard is gebleven. De Bethlehemiten beschouwen ons nog als hunne toekomstige bevrijders, en gelooven vast, dat de Koning van Frankrijk het voornemen heeft, om een paar duizend man naar Palestina te zenden, ten einde het Christelijk geloof voor altijd van de kluisters der Moslems te bevrijden en het oude rijk van godfried nog eens te herstellen. Elken morgen zie ik in mijne kamer menschen, welke komen, om te vernemen, of het uur der bevrijding haast slaan zal. Sedert eenige dagen spreekt men in Bethlehem van eene landing der Franschen bij Beyrut. Gisteren verzekerde men mij in allen ernst, dat men bij Ascalon een' troep Fransche soldaten bezig had gezien, om de plaats weder op te bouwen. Ik waag het naauwelijks, hun te zeggen, dat zij veel meer weten, dan ik; en wanneer zij met vragen mij te veel dringen, moet ik mij met algemeene uitdrukkingen behelpen. Dit alles komt waarschijnlijk van de verovering van Algiers. Het is niet te beschrijven, welken geweldigen indruk die gebeurtenis op de gemoederen in de Levant gemaakt heeft. De schrik onzer wapenen heeft geheel Syrië vervuld; met een niet zeer groot leger zou men het gansche land kunnen bemagtigen. Men spreekt hier slechts van Frankrijk; maar het volk verstaat hieronder doorgaans geheel het westelijk Europa (het land der Franken). Begrippen van grootheid en roem zijn aan den naam van Franschman verbonden, en deze is hier, wat het woord civis (burger) in den mond der oude Romeinen beteekende.Ga naar voetnoot(*). poujoulat. |
|