Iets over de chinchilla.
De Chinchilla, door buffon voor hetzelfde diertje als de Chinche, schoon zeer te onregt, gehouden, behoort in Zuid-Amerika te huis. Het heeft eenige overeenkomst met de rat, en ook met den eekhoren, is ongeveer negen duim lang, en heeft een' staart van nagenoeg vijf duim. Zijn ligchaam is kort ineengedrongen, maar de achterpooten aanmerkelijk langer dan de voorpooten. Zijn bont is lang, dik, digt, wollig, eenigzins krullende en ineengevlochten, grijs of aschkleurig van boven, en bleeker van onderen. De Chinchilla leeft in holen of gaten, in het vlakke of open veld van de noordelijke provinciën van Chili, en is zeer gesteld op gezelligheid met zijne soortgenooten. Zij voedt zich met wortelen van verschillenden aard, daar in overvloed voorhanden, en brengt, tweemaal 's jaars, vijf of zes jongen voort. Het beestje is zoo goedaardig, dat het, met de hand gegrepen, niet bijt, en naauwelijks poogt te ontsnappen. Eenigzins aan den mensch gewoon, en aan de borst verwarmd, blijft het daar even stil en gerust zitten,