Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1833
(1833)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 645]
| |
De steller der recensie van de brochure des Heeren kohlbrügge ontving van de Redactie dezen Brief, nadat hij zijne beoordeeling over eerstgenoemd geschrijf had opgemaakt, en de lezing van denzelven heeft hem in zijn uitgebragt gevoelen nader bevestigd. De Briefschrijver is een man van groote gematigdheid, die met kennis van zaken het woord voert, en waarheidsliefde aan gemoedelijken ernst weet te verbinden. Wij wenschen dezen Brief in veler handen, inzonderheid in die van hen, die het gekozen Motto van gellert (Velen zijn er, die de Godsdienst verachten, en dezelve niet kennen; doch veel meer zijn er nog, die de Godsdienst hoogschatten, en evenwel geene kennis van dezelve hebben) op zichzelven kunnen toepassen. Op bescheiden', maar tevens ernstigen toon worden de gedragingen des Heeren kohlbrügge in al hare naaktheid ten toon gesteld. Mogt de man zich, om den wille dier naaktheid, schamen en verootmoedigen! of, gelijk het de Briefschrijver zoo deelnemend heeft uitgedrukt, bl. 36: Och of hij dan (namelijk, indien hij alles wilde hervormen en verbeteren) met zichzelven een' aanvang maakte, en al aanstonds nederigheid, bescheidenheid, ootmoed en een, aan zijne jaren zoo zeer voegend, betamelijk wantrouwen op zichzelven leerde beoefenen; en vooral zich dagelijks toelegde op de regte kennis, en het in praktijk brengen, van den voortreffelijken inhoud van het 13de Hoofdstuk van paulus 1sten Brief aan die van Korinthe! Opdat hij, eer hij wil hervormen en verbeteren, of als aanklager der broederen optreden, leere verstaan en gelooven, wat de groote Apostel bedoelt, wanneer hij zegt: ‘Al bezat ik de gave der profetie, zoo dat ik alle verborgenheden verstond, en al wat kennis heet wist; en al had ik het geloof, zelfs om bergen te verzetten; zoo ik de liefde niet had, ik ware niets!’ De Briefschrijver vermeldt, bl. 34: Van goederhand heb ik vernomen, dat, ofschoon Prof. heringa zich het gesprek, pag. 73 voorkomende, niet meer bepaal- | |
[pagina 646]
| |
delijk kan herinneren, zijn Hoog Eerw. echter zeer goed weet, dat het zoodanig niet kan geweest zijn, als kohlbrügge het daar voordraagt. Ook is het beweerde aangaande Prof. roijaards pag. 50 bezijden de waarheid, enz. Recensent voegt, ter aanvulling, hiernevens, dat ook het gesprek met den Wel Eerw. van slogteren verminkt en met opzettelijke uitlatingen door den Theol. Doctor is voorgedragen, gelijk hij, dezer dagen, uit eene goede bron vernam. - In waarheid, hoe meer de brochure van den Heer kohlbrügge van nabij beschouwd wordt, des te meer blijkt zijn gebrek aan bescheidenheid en waarheidsliefde; des te duidelijker zijn toeleg, om zich den lof en de goedkeuring zijner vrienden en begunstigers, par fas et nefas, te verzekeren. Met betrekking tot de handelwijze der in deze zaak betrokkene Kerkelijke Collegiën, bevat deze Brief belangrijke bijzonderheden. De weigering van het Provinciaal Kerkbestuur (toen kohlbrügge wilde, dat men hem stellige en uiteengezette opgave zoude doen van de redenen, die . Bestuur tot deszelfs uitspraak hadden bewogen) wordt zeer voldoende toegelicht, en echter.... hadden wij gaarne gewenscht, dat men termen hadde kunnen vinden, om den Theol. Doctor, met gepaste waardigheid en ernst, de waarheid te openbaren. Dan, genoeg hiervan!Opmerkelijk is de vermelding, bl. 35, dat de Heer kohlbrügge, tijdens zijne bekende promotie, zijn vroeger gehouden gedrag afkeurde en beterschap beloofde, edoch dit, als geenszins met zijne bedoelingen strookende, in zijne brochure met stilzwijgen voorbijgaat: dit kan evenwel hetgeen gedaan is niet ongedaan maken - en nu vragen wij: wat moet men denken van een' man, die gisteren zijn gehouden gedrag afkeurt en beterschap belooft, en heden, als ware het, hemel en aarde tot getuigen roept zijner onschuld en de boosheid zijner zoogenaamde vijanden? - In waarheid, de Heer kohlbrügge mag de door hem op anderen toegepaste | |
[pagina 647]
| |
woorden, Ps. 64: Sy houden sprake van stricken te verbergen, wel eens tot zichzelven rigten, alvorens anderen liefdeloos te veroordeelen. Wij prijzen dezen Brief ter lezing aan bij een' ieder, die de door kohlbrügge in zijne eigene zaak en op zijne wijze voorgedragene punten ook gaarne van eene andere zijde zou wenschen te beschouwen. - Lezenswaardig is de aanwijzing bl. 9 en volg., hoe kohlbrügge zijne lezers op een geheel verkeerd terrein zoekt te brengen, als ware hij om zijne godsdienstbegrippen van het Proponentschap ontzet; alsmede het betoog bl. 16 en volg., waaruit duidelijk is af te leiden, hoe het belang de groote spil zijner handelingen, de hefboom zijner woelingen heeft uitgemaakt. Het aldaar, met kennis van zaken, aangevoerde zal de Theol. Doctor moeijelijk kunnen wegredeneren. Wegredeneren, zeggen wij; want magtspreuken en te onpas bijgebragte bijbelteksten kunnen het kromme niet regt maken. Maar neen! hartelijk wenschen wij, dat het lezen van dezen Brief den Heer kohlbrügge tot ernstig nadenken over zichzelven en zijne verkeerde gedragingen moge brengen, en dat hij, onder gevoel van diep berouw en leedwezen over het kwade door hem gesticht, voor God zijne dwalingen moge belijden en zich bekeere van zijnen boozen weg! Dan, maar dan ook alleen, zal hij zich een levend Lidmaat der Gemeente des Heeren mogen heeten. Dat zij zoo! |
|