II, par Victor Hugo; door P.T.L. von Eichstorff, Kapitein der Artillerie, enz. Te Breda, bij F.P. Sterk. 1832. In gr. 8vo. 16 Bl. f : - 25.
Denkelijk is het hier aangekondigde Verhaal der inwijding van het Gedenkteeken ter nagedachtenis van den Student beeckman aan de pen van den Hoogleeraar van der palm in groote haast ontsnapt: want zoo wel in het Verhaal zelve, als in de Redevoering, misten wij die gemakkelijkheid, eenvoudigheid en schoonheid van stijl, die anders de schriften van den beroemden Man zoo uitnemend onderscheiden. Hoe gerekt en moeijelijk in den zamenhang is in het Verhaal, bl. 8 en 9, de volzin: Geen woelige of woeste krijgsmansgeest - veel te hoog werd aangerekend; en in de Redevoering zelve, bl. 27 en 28, de volzin: Gij hebt welgedaan, Jongelingen! - zijne nagedachtenis toewijdt. En nog gebrekkiger is het onmiddellijk volgende: Een gedenkteeken - zal overbrengen. Waarlijk, zoo de titel het niet vermeldde, zouden wij nooit gedaght hebben, hier de taal van eenen van der palm te lezen!
Bij uitstek wél beviel ons, over het geheel, het tweede hier aangekondigde werkje, de Redevoering, met de daarbij behoorende Gezangen, van den Heer Mr. modderman. Wij verheugen ons over de uitgaaf.
De vlugtige Gedachten van eenen ongenoemden, bij de aankomst der Verlofgangers uit ons leger, te Utrecht, beantwoorden aan den titel. Het zijn - vlugtige gedachten.
Met vermaak zagen wij, dat er van de Lijkreeden op Prins willem IV, door o.z. van haren, waarvan de vorige druk bij den hengst en zoon door ons in No. XIV voor 1832 werd aangekondigd, weder een druk verschenen was bij van kesteren. De laatste, even als de vorige druk (die insgelijks Nieuwe Druk heette en ook was), wordt voorafgegaan door eene Voorrede van den Heer koenen. Wij ontwaarden echter weldra, dat wij hier dezelfde uitgave, slechts veranderd van uitgever, voor ons hadden.
Het gedicht van den Heer tollens aan chassé en zijne krijgsmakkers, hetwelk wij behoorlijk, of liever onbehoorlijk nagedrukt aantroffen in het Amsterdamsche Handelsblad, schoon de Dichter het vers afzonderlijk had uitgegeven bij wijt en zonen te Rotterdam, is schoon en krachtig.
Gunstig is desgelijks ons oordeel over het dichtstuk van