Treurspel in dien van Dramatisch Dichtstuk veranderd heeft, schijnt ons voldoende. Voor eene opvoering ten tooneele is het echter tegenwoordig, ook als Dramatisch Dichtstuk, of hoe men het anders noemen wil, minder geschikt, vooreerst wegens de ingevlochtene reijen, en ten tweede omdat Dorothé te gelijker tijd eene minnares en een allegorisch wezen, namelijk de Stedemaagd van Dordrecht, verbeeldt. Dit veroorzaakt, dat zij als minnares te koel, te bovenaardsch, en als Stedemaagd te menschelijk en te verliefd is; kortom, dat zij, door het bezit van tweederlei karakter, een eigenaardig, zich gelijk blijvend karakter mist. Als Stedemaagd kan zij onze belangstelling niet wekken. Zoo iets zou alleen in eene geheel allegorische voorstelling kunnen slagen; maar nu maakt die Stedemaagd, in gedurige aanraking met gewone menschenkinderen, eene zonderlinge figuur: en laat men de allegorie weg, denkt men zich Dorothé alleen als Burgemeestersdochter, dan is niet alleen het voorgenomen huwelijk van den Graaf met deze maagd uit het getal zijner onderdanen eene onwaarschijnlijke verkiezing, maar hare kalmte bij den dood van haren minnaar is onnatuurlijk, ja, in plaats van medelijden, zou zij daardoor onze verontwaardiging wekken. Dit alles neemt niet weg, dat dit tooneelstuk wel verdient gelezen te worden; dat de handeling goed, de poëzij, schoon niet vrij van de vroegere ruwheden in de versificatie, edel en grootsch, dikwerf zelfs verheven en stout is. De voorafgaande en achteraan volgende ophelderingen, onder verschillenden titel, zetten aan het stuk nog meerdere helderheid en waarde bij. Niet ongepast is hetzelve, als Dordrechts overrompeling en verlossing in 1048 voorstellende, door den nieuwen uitgever, Mr. schull, opgedragen aan den Generaal, Baron chassé.