ziekte waarschijnlijk dikwerf zouden mistasten. Dat toch deze besmetting, hoewel zeldzaam, wel eens zal hebben plaats gehad, zonder dat men er behoorlijk op gelet heeft, kan naauwelijks betwijfeld worden. Deze ziekte openbaart zich in den beginne met pijn in de ledematen, die gewoonlijk voor rheumatisch gehouden wordt, lusteloosheid, hoofdpijn; er vertoonen zich puisten in het aangezigt, zwellingen aan de ledematen; er ontstaan verzweringen; de krachten zinken weg, en de zieke sterft somtijds na weinige dagen, in andere gevallen na langdurig lijden. De lijkopeningen vertoonen ophoopingen van etter in het celwijs weefsel, een ziekelijk aangedaan watervatenstelsel, het slijmvlies van den neus met zweren bezet, ontsteking in de luchtpijp, en bijzonder verzwering in de larynx. De kundige Schrijver beschrijft vooreerst twee gevallen, door hemzelven in 1829 en 1831 waargenomen, en welke beide met den dood eindigden. Eene naauwkeurige opgaaf van hetgeen de lijkbeschouwing leerde, is hier bijgevoegd. Na vervolgens nog twee gevallen medegedeeld te hebben, die na langdurige behandeling in herstelling overgingen, voegt de Schrijver hierbij eene vertaling van ziektegevallen, die door Engelsche waarnemers, elliotson en youatt, zijn geboekt, en eene korte opgave van andere dergelijke waarnemingen in verschillende Duitsche Journalen.
De behandeling dezer verschrikkelijke ziekte was symptomatisch en palliatief; de lijders werden meerendeels met demulcentia behandeld.
Het is uit deze waarnemingen blijkbaar, dat de kwade droes voor den mensch ongetwijfeld besmettelijk wezen kan. Welke voorzorgen kunnen worden aangewend, opdat zij, die kwaaddroezige paarden behandelen moeten, van de besmetting bevrijd blijven, hopen wij, dat de beantwoording der gemelde prijsvraag ons in 't vervolg bepaaldelijk leeren zal. Intusschen, daar er, volgens den Heer youatt en andere Veeärtsenijkundigen, negenenveertig van de vijftig door den kwaden droes aangetaste paarden bezwijken, zouden wij den