dere kinderen, zoo zij zich het onderrigt van kundige onderwijzers hebben ten nutte gemaakt, zullen hier nog al het een en ander opmerken, hetwelk hunne goedkeuring niet kan wegdragen. Of zou het met de zedigheid, die men vooral een kind behoort in te prenten, overeenkomen, onzen met regt hooggeachten Koning, gelijk hij hier sprekende wordt ingevoerd, van zichzelven te laten zeggen:
Mijn moed en krijgsbeleid?
Het is op deze wijze, dat onze Koning spreken zou over den oorlog tot in 1794 tegen Frankrijk, in vereeniging onder anderen met den wakkeren Hertog van York!..... Ook vinden wij het niet zeer Christelijk van eenen huisvader, dat hij zijne kinderen sticht, door met hen gezamenlijk, met toepassing op de Belgen, een vers uit eenen vloekpsalm te zingen. De geest, die in dit werkje heerscht, heeft wel eene goede strekking; maar wij meenen echter niet te mogen nalaten, den Schrijveren te raden, in het vervolg te trachten, niet meer zulk onbekookt voedsel aan hunne jonge landgenooten aan te bieden.