ker; onzachtstaartige, als
, in
leeraar,
wandelaar, en
volopklemstaartige, als
, in
vriendin,
gezellin. Onder die
onzachtstaartigen (
) staan ook opgenoemd
achtig en
haftig, schoon de Schrijver bl. 113 zelf erkent, dat
den klemtoon naar zich trekt, en
achtig insgelijks, wanneer het met
haftig eensbeteekenend is, als in
. Zou hij dus niet tweederlei
achtig hebben moeten erkennen?
, onzachtstaartig, als in
, en
, volopklemstaartig, als in
; en zou hij dat laatste
achtig met
haftig niet bij de volopklemstaartigen hebben moeten brengen? -
Kindsheid (bl. 121) moet
kindschheid zijn: want
heid staat of achter een
onverbogen zelfstandig naamwoord, als in
Godheid, of achter een
onverbogen bijvoegelijk naamwoord, als in
goedheid. Nu bestaat er een bijvoegelijk naamwoord
kindsch (kindsche spelen b.v.) en daarvan komt
kindschheid. Voorts staat
heid ook nog wel achter een
bijwoord, als in
nabijheid, welk
nabij, even als meer voorzetsels, dikwijls
adverbialiter gebezigd wordt, b.v.
hij is nabij. - Bl. 148.
apin. Dit woord is niet gebruikelijk: men zegt
eene sim. - Volgens bl. 216, vergeleken met 215, zou het eerste deel in
oudtijds een voorzetsel zijn, even als in
doorgaans; maar
oud in
oudtijds voor
oudentijds,
des ouden tijds, is
een bijvoegelijk naamwoord. - Volgens bl. 223 zou
, in koppelingen, het teeken des meervouds zijn; maar het is veeleer dat van den meest verouderden tweeden naamval op
en, b.v.
heldendicht is een dichtstuk, dat de daad of het lijden eens helds, gelijk Ulysses of Aeneas, bezingt. - Bl. 228. Hoe onderscheidt men
, d.i.
maaltijd des avonds, en
, d.i.
tijd des avondmaals? Het laatste zouden wij liever in de zamenstelling schrijven
avondmaalstijd: dan zal ieder den klemtoon op
a en op
tijd plaatsen. - Bl. 268.
gedachtenisleerrede. Naar ons gevoel is dit woord niet half zoo stroef, als het door
lulofs verkozene
, waar twee klemtoonen naast elkander komen.
Deze aanmerkingen mogen bewijzen, dat Recensent dit werk, hetwelk hij ruimschoots aanbeveelt, met aandacht gelezen heeft.