kend van inhoud, de karakters zijn goed geteekend en volgehouden, en de stijl is levendig en schilderachtig, meestal zonder op te houden natuurlijk te zijn. Het gansche beloop dezer avontuurlijke en toch in de hoofdzaken ware geschiedenis brengt den lezer tot erkenning der waarheid, waarmede de onttroonde, hetzij echte, hetzij denkelijk valsche, demetrius zelf, aldaar sprekende ingevoerd, het werk besluit: ‘Het ware geluk is slechts te vinden in het stille, eenvoudige, niet op troonen, niet in de paleizen der Vorsten: het maakt den mensch des te zaliger, hoe minder de wereld van hem spreekt.’
Bl. 10 vonden wij: ‘Zal hij tot mij komen?’ vroeg Marina. Dit is een leelijke Germanismus, voor: ‘Zult gij tot mij komen?’ Wanneer de meerdere tot den minderen spreekt, kan hij zich niet wel van den derden persoon van het meervoud bedienen, waarmede de Duitschers, beleefdheidshalve, hunne meerderen en gelijken aanspreken; maar als nu de meerdere tot het soms verachtelijke, soms gemeenzame, soms diep eerbledige Du de toevlugt niet nemen wil, dan bezigt hij den derden persoon van het enkelvoud. Doch wij Nederlanders maken die onderscheidingen niet. Alleen zou men den derden persoon van het meervoud, als die tot aanspreken dient, door UEd. kunnen vertalen; maar den derden van het enkelvoud, even als den tweeden, moeten wij eenvoudig overbrengen door den tweeden van het enkelen meervoud, gelijk het thans is: zult gij of zult ge, daar toch ons du en dij sedert lang verloren zijn. - Bl. 201. God bestrafte den misdadiger; lees: God strafte. Bl. 222. Mater doloros; lees: Mater dolorosa. Anders is de vertaling in het algemeen gelukkig, en de correctie vrij naauwkeurig.