Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1833
(1833)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 446]
| |
van Oosterzee, Predikant te Elkerzee. Te Zierikzee, bij J. van de Velde Olivier. 1833. In gr. 8vo. 24 Bl. f : - 35.De Weleerw. van oosterzee had geenerlei verschooning, en dus ook die niet, dat hij door de uitgave dezer Voorlezing iets wilde bijdragen ter leniging van de ramp, welke de Hervormde Gemeente te Zierikzee, door den brand van haar heerlijk Kerkgebouw, trof, noodig; hoezeer dezelve zijner zedigheid tot lof verstrekt. De Verhandeling heeft in zichzelve voldoende waarde, om zonder dusdanige verschooning het licht te zien. De Lezer oordeele uit de zeer korte aanstipping van derzelver inhoud, waaraan de bewerking, door een' fikschen en, waar het pas geeft, schilderachtigen stijl, ten volle beantwoordt. Op den verjaardag van vondel's dood, dien der rampvolle Overstrooming vóór acht jaren, en tevens dien van van speyk's heldhaftig sneven, sprekende, vond de Redenaar in de herinneringen, door deze onderscheidene gebeurtenissen bij hem opgewekt, zoo vele drangredenen tot het onderwerp zijner Voorlezing, de Vaderlandsliefde. I. Zij is den mensch als 't ware aangeboren en ingeschapen; werkt bij wilde horden vooral niet minder, dan bij de beschaafdste volken; bepaalt zich niet enkel tot den grond, maar ook tot deszelfs bewoners, zijne landgenooten. ‘Van waar die zucht voor vaderlandschen bodem, die zich soms zooverre tot deszelfs voortbrengselen uitstrekt, dat een Neger(,) op het gezigt des broodbooms in eenen Nederlandschen plantentuin, dezen zijner (zijnen) zielloozen landgenoot weenend omarmde?’ Zij heerscht evenzeer in het lagchende Zwitserland als bij den IJslander, ja nog sterker. Immers ‘cook kon zonder veel moeite van de gezegendste eilanden, van Otahiti, inboorlingen medekrijgen, die geene verbetering kouden verwachten, daar de Natuur hun alles aanbood; maar geen der inwoners van een der barste landen des aardbodems, van het Vuurland, had daartoe eenigen trek.’ Zij is dus niet afhankelijk van de schoonheid der Natuur, of van de genoegens en gemakken des levensGa naar voetnoot(*), of zelfs van lijfs- en levens- | |
[pagina 447]
| |
gevaar. De bewoner der Betuwe, die van Portici enz. worden als voorbeelden vermeld. Van waar die alles? is de vraag; Natuurdrift, het welgestaafde antwoord. Dan, deze alleen maakt nog geene eigenlijke Vaderlandsliefde uit; verstandelijke en zedelijke beschaving moet haar veredelen. Zoo verheft de mensch zich allengskens boven den rang van eerste dierensoort. Voorbeelden: leonidas, tell, de Nederlanders, van speyk. Zulk eene Vaderlandsmin is alzoo niet ‘de belagchelijke grilligheid van Lord fife, die, tot zijn huis te Londen, steen en hout, aarde zelfs uit Schotland liet aanvoeren, opdat het huis van den Schotschen Lord ook geheel Schotsch wezen en zelfs op Schotschen grond staan zou. Het is niet de dwaze hoogmoed der Noormannen, wanneer zij zelfs op hunne munten schrijven, dat de geheele wereld geest, trouw en dapperheid tusschen de rotsen van Noorwegen moge komen leeren; noch de ijdelheid van den Napolitaan, wanneer hij uitroept: zie de golf van Napels en sterf!’ Even min Provincialismus, enz. Maar ‘eene hartelijke en welbestuurde genegenheid voor eigen land en volk, welke zich openbaart in eenen redelijken en volstandigen ijver, om het beste zijner medeburgeren op alle eerlijke wijzen, al ware het met eigen opofferingen(,) te bevorderen.’ - Ziet daar den aard der ware Vaderlandsliefde! II. Deze voorliefdeGa naar voetnoot(*) werd door de Voorzienigheid, om wijze, hier aangewezene, redenen, den mensch geschonken. Derzelver invloed openbaart zich inzonderheid tot het handhaven van vaderlandsche zeden, het vormen van brave burgers, het kweeken van onverschrokken helden. Wij kunnen bij deze afdeeling in geene ontwikkeling treden, en halen er alleen het, door onze vroegere ellende gestaafde, antwoord uit aan op eene vraag van lodewijk XIV, hoe best de Hollanders te overheeren? ‘Doe ze smaak krijgen in Parijsche zeden.’ Als drukfout, door den Autheur zelven verbeterd, tellen wij niet: en vaste, voor onvaste, bl. 4. reg. 7; maar wel: welluiden(d)ste, teegkens voor teeghens, vuigen eigenbaat, drang- | |
[pagina 448]
| |
rede(n), uitlaat is (uitlaat, is), booren (boren), waardeeren (waarderen), eene traan, rei voor rij. Wij danken den Heer van oosterzee voor de uitgave dezer Voorlezing, welker nuttige strekking tet aankweeking eener deugd, waaraan thans, meer dan ooit, de welvaart - misschien het behoud - des lieven Vaderlands hangt, God zegene! |
|