Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1833
(1833)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijMedicina Gentilis, hoc est Νόσος ἡ λαϊκὴ, vel morbi sub directione insolita, directio scilicet morborum Gentilis hodie primum quae recognita melius videtur. Groningae 1832. Sumptibus auctoris. Typis P.S. Barghoorn. f 6-50. 8o. f. maj. pp. 584. et Index, quae simul Lecturae correcta habet XII.Medicina Gentilis, of Νόσος ἡ λαϊκὴ, is de titel van dit lijvige boek, die door de bijgevoegde omschrijving of opheldering niet duidelijker wordt. Volgens den Latijnschen titel zoude men vragen, moet het eene volksgeneeswijze zijn, maar welke dan? De Romeinen plagten de van vreemde volken afkomstigen met het woord Gentiles aan te duiden; het kan ook gebezigd worden van hetgeen een geslacht eigen is. Is het dus eene geneeswijze of geneeskunde uit den tegenwoordigen tijd? Volgens den Griekschen titel zoude het eene den volke eigene ziekte behooren te zijn, of, gelijk sommigen het misschien zouden vertalen, de leekenziekte (laïcus, qui non est e clero), waardoor het evenwel niet verstaanbaarder wordt. Men zoude haast met Don Francisco, in de klucht uit c. huygens' Korenbloemen, 8o. D. III, bl. 71, zeggen: Hij doolt al in de sproock. Maar wanneer men uit den titel niet regt kan opmaken, wat de Schrijver bedoelt; wie is hij? opdat men hemzelven dit zoude kunnen vragen. Na 581 bladzijden te hebben doorgelezen, zegge vijfhonderd een-en-tachtig bladzijden, zult gij op bl. 582 geschreven | |
[pagina 426]
| |
vinden Postdicta, hetwelk zoo veel zal beteekenen als Naschrift; daar kunt gij lezen, na voorafgezonden Latijnsch motto, hetwelk wij met vondel dus vertalen: ‘Gij, knapen, stopt de beek; het is nu niet te vroeg;
De beemden zijn voor 't vee ook zad en nat genoeg.’
dat de Schrijver is jacob simons groenewoedt, eens Student in de Medicijnen te Groningen, die al deze waarnemingen gedaan heeft onder zijnen vader simon jacobs groenewoedt, die te Spijk, in de provincie Groningen, reeds jaren de Genees-, Heelen Vroedkunde met alle wettige en wetenschappelijke vrijheid (cum omni requisita libertate legali et scientiali) heeft uitgeoefend, en waarmede hij blijft uw vriend j.s. groenewoedt (vester amicus). Gij kunt uit die Postdicta verder vernemen, dat hij tweemaal door een onverwacht noodlot van de Hoogeschool is weggescheurd, en tweemaal van onder het gezigt der geneeskundige examens, van voor het geneeskundig tribunaal (?) (letterlijke vertaling) is weggerukt!!! De wijze hoe, blijft hij ons schuldig. In de Voorrede (Men vergeve ons dezen geweldigen terugsprong; wij moeten evenwel eerst iets van den persoon weten, om iets van zijne qualiteiten te kunnen zeggen, en wij werden, om tot den persoon te komen, naar de Postdicta verwezen, zeker om de nieuwsgierigheid nog meer gaande te maken.) In de Voorrede verhaalt hij, publieke qualiteit noch karakter te hebben, en ook geene publieke bediening waar te nemen; maar verzoekt deswege voor geen kwakzalver gehouden te worden, wiens kostuum met franjes, tot de trompet toe, hij zeer geestig, echter in eenigzins bizar Latijn, beschrijft. Wat ons betreft, wij, om door hem vermelde redenen, behooren niet tot de genen, die hem van verkeerde zucht tot uitbreiding der wetenschappen of aanmatiging (sapientiae inversae et arrogantiae) zullen beschuldigen; maar, wat de imaginatio liberalior betreft, (het zij men dit als vrije, weelderige of zelfs verwilderde verbeelding zoude wil- | |
[pagina 427]
| |
len vertalen, of.....) hij, die omtrent dit oordeel twijfelt, of deze uitspraak te hard mogt vinden, leze de reeds vermelde 581 bladzijden nog eens door, indien hij 't vermag, en taal, woordvoeging; zin en zaken ontraadselen kan! Niet, dat er hier en daar niet iets goeds gevonden wordt, of dat door den nevel, waarvan de Schrijver spreekt, die het verstand der Ouden overschaduwd of dat der nieuweren verduisterd heeft, het zijne ten eenemale be- en omneveld zoude zijn, - neen! maar de tarwe is zóó door het onkruid verdrongen, dat gij ze er onder verstikt vindt, of, wil men liever des Schrijvers eigene woorden bezigen, zijne vruchten zijn alsnog niet genoeg gerijpt, en als wrang te beschouwen; en de taal? de Schrijver schijnt de schriften der Ouden te kennen; naar het gebruikmaken van dezelve zoude echter van hem gezegd kunnen worden: barbarus hic ego sum, quia non intelligor ulliGa naar voetnoot(*). Deze klucht wordt besloten door eene aanwijzing der hoofdstukken, welke tevens eene lijst der drukfouten is!!! |
|