de confluérende pokken, bij verbrandingen enz. betoogd, is zeer juist; maar is daar de dood niet uit eene geheel andere oorzaak te verklaren? Bij de verbranding gaat toch de aandoening van de huid uit, zeker niet bij de Cholera, en bij de zamenvloeijende kinderziekte heeft er eene andere werking in de huid plaats, dan bij de Cholera. - Doch wij zouden haast vergeten, dat de Schrijver hier bij analogie redeneert, en wij eene beoordeeling en geene wederlegging schrijven.
Indien wij al genegen waren, met den Schrijver, zulk eene analogie (bl. 36) aan te nemen, waartoe wij niet volstrekt ongenegen zouden zijn, wij kunnen ons niet met hem vereenigen, deze ten grondslag te nemen voor de geneeswijze, althans zoo als de Heer rosenstein die voorstelt, namelijk de onbepaalde aanwending van het koude water (zie het Voorberigt des Vertalers).
De Heer casper zegt wel, bl. 52: bovenal moet ik nu be(aan- of op-)merken, dat het verre van mij zij, dat ik bij alle Cholera-zieken het koud water zoude aanwenden enz.; maar wanneer daarop volgt: het individualiseren is zekerlijk aan het Cholera-ziekbed binnen zeer enge grenzen bepaald (bl. 52), en verder: van het individualiseren in de Cholera zelve zou ik kunnen zeggen, men kan niet den zieken, maar men moet wel de ziekte individualiseren, d.i. hare verschillende formen verschillend opvatten (bl. 53), dan ontstaat er toch eenige vrees voor het generaliseren, hetwelk bij sommigen, die op de eerste lezing af alles beproeven, wel iets van alles over éénen boeg te wenden verkrijgt. Het is vooral om de navolgers, die niet eerst beproeven, maar dadelijk toetasten, dat wij deze Verhandeling onvertaald wenschten; zij zoude toch genoeg in der bevoegden handen gekomen zijn: welke slechts eenigzins wetenschappelijk gevormde Arts in ons vaderland verstaat geen Hoogduitsch en leest geene geneeskundige Duitsche werken? dikwijls met terugzetting van de oudere geneeskundige Litteratuur, en voorbijziende het vele goede, hetwelk in de vroegere schristen zijner landge-