behartiging verdienen. De Schrijver deelt eerst belangrijke aanmerkingen mede, onder het opschrift: Godsdienst onder het volk. Onder meer andere bijzonderheden vindt men hier de beschrijving van eene bedevaart te Kevelaar. Verder wordt gehandeld over de Opvoeding des Priesters. Daarna beschouwt de Schrijver den toestand des Priesters, in betrekking tot zijne geestelijke Overheid en tot zijne Gemeente, als ook ten opzigte van zijne levenswijze. Vervolgens handelt hij over het echteloos leven, en oppert bedenkingen, die zekerlijk nadere overweging verdienen. Over het Volksonderwijs, en wel over het Kinderonderwijs en onderwijs voor volwassenen in de R.K. Kerk, zegt de Schrijver mede zijne gedachten, en eindigt met eene korte, opwekkende toespraak, welke dit opschrift heeft: Niet waar? Dat zou nut stichten.
Rec. kan, als Protestant, kwalijk oordeelen over een boek, dat door eenen belijder van de R.K. leer is geschreven voor R.K. landgenooten. Evenwel heeft hij het werk met veel belangstelling gelezen, en wenscht van harte, dat de kerkelijke toestand der R.K. Christenen hier te lande verbeterd moge worden. Intusschen moet hij bekennen, dat onder het lezen de bedenking bij hem opkwam, of misschien de Schrijver hier en daar niet overdreef en zich wel eens te sterk uitdrukte. Doch in de Voorrede wordt verzekerd, dat R.K. landgenooten overal (in dit boek, namelijk) waarheid zullen vinden; en de Schrijver betuigt tevens, dat het hem zeer aangenaam zijn zal, wanneer een man van oordeel, dien het om waarheid te doen is, zijne tegenbedenkingen in het midden brengt, en ik zal, voegt hij er bij, mij er eene aangename bezigheid uit maken, dezelve te beantwoorden. Indien het dan mogt gebeuren, dat iemand lust gevoelde, om tegen den Schrijver de pen op te vatten, hoopt Rec., dat het zal geschieden zonder eenige bitterheid en in dien geest der zachtmoedigheid, welke mede ter aanbeveling van dit boek strekt.
Enkele Germanismen komen in hetzelve voor, zoo