De Mensch gelukkig door het Geloof. En andere Dichtstukken. Door S.P. Oudkerk Pool. Te Enkhuizen, bij J. over de Linden. 1832. In gr. 8vo. 76 Bl. f 1-50.
Deze bundel bevat het uitgebreide dichtstuk: De Mensch gelukkig door het Geloof, en voorts de kleinere stukjes: Geloof, Hoop en Liefde; aan Elvire; aan eene Star (Ode); de Bezongene; de Avond; de Dood en de Christen; het Gebed (Dithyrambe); Rampen, en Wederzien. Taal en versificatie zijn niet overal even gekuischt. Gedurig ontmoeten wij het rijm van ei op ij; telkens hindert ons de onbegrijpelijke verwaarloozing van de smelting der doffe e in den volgenden klinker, b.v. bl. 13. met vernieuwde aakligheid. Op dezelfde bladzijde mishaagt ons het ijzeren paleis (des doods), beschut door breede grachten van bloed en tranen, en op bl. 14 lazen wij liever, in plaats van: Die op dat fondament zijn' troon gevestigd heeft, Die op dien grondslag zijnen troon gevestigd heeft. Bl. 33 vinden wij: Dáár (in den hemel) loont u 't eeuwig eikenloof. Eikenloof is de burgerkroon; hier is het de kroon des geloofs; dus beter, in navolging der Bijbelschrijvers: Dáár loont u 't eeuwig palmenloof. Deze en andere vlekken en vlekjes nemen echter niet weg, dat er in dezen bundel hier en daar gloed en verheffing is, dat