wijk XIV te schenken. Nu bereikte de snoode des vardes zijn oogmerk niet, maar wreekte zich door vergift op de ongelukkige henriette. Weldra viel op hem het vermoeden. Hij zocht uit Frankrijk weg te komen, maar werd door guiche achterhaald, en sneuvelde in een tweegevecht, waarbij echter ook guiche doodelijk gewond werd. Hoe zich dat alles na heeft toegedragen, vindt men, met een aantal bijzondere gevalletjes, in dezen Roman beschreven. Al de anecdotes en al de hoofdbijzonderheden zijn uit gedenkschriften van dien tijd, voornamelijk uit die van Madame de la fayette, geput. De zamenschakeling alleen, door middel van eene reeks brieven van Hofdames en Hovelingen, is van de vinding der Schrijfster. Behalve de historische karakters van henriette, de guiche, Monsieur ('s Konings oudste broeder, aldus steeds in Frankrijk onder de bourbons betiteld) en des vardes, vindt men hier de hofkabalen en de listen der hovelingen naar waarheid geschilderd; en als men met de werkelijke wereld, al is het dan niet eens aan Vorstenhoven, eenigzins bekend is, moet men wel uitroepen: Ja waarlijk! zoo zijn veelal de menschen; hoe treurig, dat zij niet opregter en beter zijn!
Eenige zonderlinge uitdrukkingen hinderden ons in de vertaling, zonder dat wij in de gelegenheid geweest zijn, het oorspronkelijke er bij na te slaan. Bl. 2 staat: Ik moest wat tij kavelen. Dat is geene uitdrukking in den mond eener Freule de montalais. Den dochter, op dezelfde bladzijde, is zeker eene drukfout. Bl. 5: Dan weêrt het op mijn gewas; liever: dan lacht mijn gelukshemel mij toe. Bl. 202: dat mijne neiging jegens deze verkoud was; beter, verkoeld was. In 't algemeen echter schijnt de vertaling in goede handen gevallen te zijn.