Nederland. Evenwel (wordt verder betoogd) behoeven wij niet te vreezen, omdat 1. het volk van Nederland meermalen door den Almagtige is beschermd en uit hooge nooden gered; 2. God, de bestuurder van alles, waarachtig en getrouw is, en 3. de Nederlanders eene goede zaak behartigen. Wij zouden deze orde liever omgekeerd, en in de geheele Preek wat meer warmte verlangd hebben.
Ds. de wilde koos eenen zeer gepasten tekst voor zijne Biddagsrede. De punten zijn: 1. Wij strijden, wanneer wij daartoe geroepen mogten worden, voor ons volk en voor onze bezittingen; 2. de overtuiging daarvan moet ons, vooral door vroegere ervaring en tegenwoordige ondervinding geleid, moedig maken, en 3. wanneer wij alles doen, wat in ons vermogen is, dan kunnen wij de uitkomst gerust aan God overlaten. Dat velen, die deze opwekkende en bemoedigende rede gehoord hadden, derzelver uitgave verlangden, willen wij gaarne gelooven. Met veel genoegen lazen wij ook nu (Maart 1833) hetgeen de bekwame Prediker op 2 Dec. 1832 uitsprak.
De Weleerw. van epen besloot tot de uitgave, op het verlangen van velen, die de Biddagsrede hoorden, of niet hoorden, gelijk men in het Voorberigt leest, alwaar ook verder nog gezegd wordt, dat dezelve tevens onzen landgenooten kan doen zien, hoe wij, (het zijn de eigene woorden des Schrijvers) in deze sinds lang benarde vesting, voor zoo verre wij welgezind zijn voor Koning en Vaderland, op den duur blijven denken en spreken. Dit vooral in aanmerking nemende, prijzen wij den goeden geest, die overal doorstraalt. Het zal niet noodig zijn, de vrij breedvoerige opschriften der vijf onderdeelen van D. II hier af te schrijven. Buiten twijfel had van epen een groot gedeelte der bezetting onder het gehoor, en voor menigeen onder die wakkere krijgslieden was zeker de vermelding van deze en gene bijzonderheden belangrijk. Ook de lezing stichte nog nut, en het weldadig oogmerk der uitgave worde tevens bevorderd!