de raadgevers, te onderhandelen; - hoe andere bewijzen, dat men, toen de Koning eindelijk was afgezworen, en reeds vroeger, de geheele verwachting op den Prins van Oranje vestigde, en in dezen eenen steun verwachtte, gelijk naderhand in zijne Zonen maurits en frederik hendrik. In de derde plaats getuigen de gedenkpenningen van haat tegen geloofsdwang en zucht naar redelijke vrijheid; in de vierde, van voorzigtigheid en gegrond wantrouwen op de listen van een' verraderlijken vijand, gepaard met onwrikbare standvastigheid en vrees voor geveinsde onderhandelingen (waarbij men echter niet moet vergeten, dat men toen Frankrijk of Engeland, of beide tevens, tot Bondgenooten had, en niet, zoo als tegenwoordig, tot vijanden). Daarbij verlangde men doorgaans vurig naar een' eerlijken vrede, doch meest omtrent den tijd van het Gentsche verdrag, het twaalfjarig bestand, of den Munsterschen vrede. Eindelijk zijn zeer vele penningen aandoenlijke bewijzen van de godsdienstige en hartelijk vrome stemming onzer landgenooten tijdens die zware bezoekingen. Aan God werd van alles de eere gegeven. Ten slotte van dit doorwrochte stuk, hetwelk den Heer van der chijs waarlijk eere aandoet, lezen wij met smart, dat reeds vijftig fraaibewerkte penningen door de snoode Belgen overal verspreid zijn, om hunne omwenteling te verheffen en de Hollanders te schandvlekken; terwijl men van onzen kant zoo schraal is, om de voor ons roemrijke tijdstippen onzer
dagen te gedenken. Nogtans volgt onmiddellijk op deze verhandeling eene lijst der gedenkpenningen, op de Munt te Utrecht geslagen, en de gebeurtenissen onzer dagen moetende vereeuwigen. Ongelukkig zijn de meeste betrekkelijk op dat heillooze huwelijk tusschen België en Nederland, hetwelk door de bijkomende omstandigheden zijner verbreking niet minder noodlottig is, dan door zijne sluiting, alsmede op de (jammerlijke) vereeniging zelve in 1815, en de inhuldiging des Konings in het ondankbare Brussel. Voorts zijn er nog penningen op de instelling der Willemsorde en de overwinning bij Palembang, te aangenamer, omdat zij uitsluitend door bewoners der Vereenigde Nederlanden bevochten is. In November 1830 werd (vrij kwalijk) het tijdstip gekozen, om eenen penning te slaan ter gedachtenis van de invoering der Nederlandsche Grondwet in September 1825, die juist toen geschonden was, en nu in het Noorden nog wel veranderingen zal moeten