Heer schouten, wanneer hij de Faculteits-Heeren, de onuitsprekelijke Vernuften en de halve Goden voor den regterstoel des publieks daagt; ook niet, wanneer hij de snoevers op hunne gelukkige uitkomsten met andere middelen bestraft (bl. 2), en voor zich alleen de goede uitkomsten met het Choleradrankje wil behouden. Dat is niet heusch! plagten wij vroeger onder het knikkeren te zeggen, wanneer een enkele zich alle stuiters dacht toe te eigenen. Doch, terwijl wij nog de spelen onzer kindsche dagen gedenken, gevoelen wij thans te sterker, dat magtspreuken alleen eene onkundige menigte verleiden en verschrikken, en wel aan kinderen, maar niet aan volwassenen in de kunst gedebiteerd kunnen worden!
Wij zouden op onze beurt ook kunnen vragen: wat is beter, dat duizende (?) zieken vergaan onder het gebruik van kamillenthee en koud gekookt water (?), of in eene doodelijke slaapzucht vervallen door overgroote giften laudanum. Maar, telt men der menschen levens bij getallen? (bl. 4.)
De Professor te Groningen, op wien men het zeer geladen schijnt te hebben, moge in zijne teregtwijzing al of niet heusch geweest zijn; hem behoefde echter geen Profetische geest in te blazen, dat het middel goed in de Oostindiën, maar hier te lande niet zoo was. Verandert de luchtsgesteldheid niets in den aard der ziekte? De Heer schouten, die, in zijn reeds vermelde werk, van alexander trallianus, van den Hymnus aan mercurius spreekt, zal toch in de werken van hippocrates geen vreemdeling zijn, en die dacht er anders over; vergelijk het boek de aëre, aquis et locis.
Dan, ook wij zeggen: genoeg hiervan! de waarheid zal voorzeker eenmaal zegepralen. Wij voegen er bij: zij heeft reeds gezegepraald; en evenmin als wij de door ondoelmatige giften opium verlorene menschenlevens liefdeloos ter verantwoording zouden laten komen van hen, die door eene welgemeende, maar niet voorzigtige aanprijzing van zulke drankjes onkundigen in gevaar gebragt hebben, evenmin willen wij het anathema van den Heer schouten voor uit overtuiging gesproken houden. In drift is men niet altijd van voorbarigheid vrij te spreken, bl. 21. Het eenvoudige, bl. 22, het simplex veri sigillum, is ons onder elke gedaante heilig; maar ook slechts dit eenvoudige.