te bezitten; terwijl zij van de onmiskenbare vereischten in den Christen - nederigheid, ootmoed, liefde, die geen kwaad denkt - weinig schijnen te weten. Doch velen ook - de meesten, gelooven wij - dwalen ter goeder trouwe, laten zich verbijsteren, en volgen slechts het voorbeeld van anderen; terwijl misschien kwalijk gewijzigde gemoedelijkheid medewerkt, om hen afkeerig te maken van eene predikwijze, waaraan zij niet gewoon waren. Treft een jong Leeraar de zoodanigen aan in zijne Gemeente, hij betoone hun vooral belangstelling, en behandele hen met gematigdheid, geduld en liefde. Het beknopte en welgestelde stukje van den ongenoemden Schrijver is bijzonder geschikt, om aan die zwakken in handen gegeven te worden. Hij wilde hun een ernstig woord van broederlijke waarschuwing toevoegen. Mogten zij, die in de goede zaak belang stellen, deze weinige bladen helpen verspreiden!