schapen; doch hieruit volgt niet, hetgeen D. I. bl. 163 wordt gezegd, dat alle zedelijk kwaad juist daarom kwaad is, dewijl het onmisbaar tot ongeluk leiden moet. Wij zouden de stelling liever omkeeren.
Niet regt duidelijk was ons, wat wij bl. 20 lazen: ‘Het kenmerkend onderscheid tusschen de leer der Protestanten, en dus ook der Hervormden, en die van alle andere Christen-Kerkgenootschappen toch, is daarin gelegen, dat alle anderen gebonden zijn, om alles onvoorwaardelijk aan te nemen en te gelooven, wat hunne Priesters kunnen goedvinden hun als waarheid op te dringen,’ enz. Het kenmerkende van het Protestantendom zou beter en juister opgegeven kunnen worden.
Onnaauwkeurig is de bl. 66 gegevene bepaling, dat de mensch, omdat hij een redelijk wezen is, behoort tot die soort van schepselen, welke men bezielde wezens noemt. Bezielde, in tegenstelling van onbezielde wezens, zijn immers levende schepselen.
De uitvoering verdient lof. Papier en druk zijn bijzonder goed. Wij hebben slechts enkele drukfouten opgemerkt, als D. I. bl. 78. het stof, in plaats van de stof (stoffe); bl. 134. mijn zaad, in plaats van mijn raad. D. II. bl. 196. Illusische (Eleusinische) verborgenheden; voorts Levie (Levi). De meermalen voorkomende uitdrukking even daardoor (juist daardoor) wilde ons niet bevallen.
Over den geest des werks, dat wij allezins aanprijzen, vooral ook aan jonge lieden in beschaafderen stand, oordeele men naar het volgende: ‘Het eene uiterste brengt altijd het andere voort, en een verbroken evenwigt moet altijd naar de andere zijde overslaan, alvorens het zich kan herstellen. Waren er geene Farizeën onder de Joden geweest, er zouden ook zoo ligt onder hen geene Sadduceën zijn opgestaan: hadden zich geene absolutisten in het Christendom opgedaan, er zouden niet zoo vele deïsten en rationalisten in hetzelve gevonden worden; en had men, in ons eigen (Hervormd) Kerk-