Ziet daar vier verdienstelijke en tevens goedkoope jaarboekjes. Daar no. 2 wel het portret van marnix van st. aldegonde in steendruk heeft, maar overigens slechts karikatuurplaatjes oplevert, terwijl no. 3 daarentegen met twee uitgewerkte koperen plaatjes, en no. 1, behalve met twee dergelijke koperen plaatjes, nog met karikaturen versierd is, zou no. 2 in dat opzigt minder zijn, ware het niet, dat een bijgevoegd muzijkstukje weder een gelijkmakend gewigt in de schaal legde. Het voornaamste echter in al deze jaarboekjes is zeker de inhoud in proza en poëzij.
In no. 1 bevielen ons het meeste: Wanneer de Koning bij mij kwam, door decker zimmerman; Grietman Sjuck van Burmania, door staring; Mijne wandeling naar de Landhoeve, door J.K., Rz.; Derk de Matroos aan Mijntje, door van walré; De Grijze bij den winterhaard, door gébel; De oude Ram en zijn Meester, door foppe; Echte Vrijheidszucht, door warnsinck, en, bijna bovenal, De Conscrit, door K. Ook De Sullebaan, door wijsmuller, in den trant van cats, is zeer gelukkig. Over het geheel is al het medegedeelde de plaatsing waardig, de vertaalde en hier niet opgenoemde stukjes er onder begrepen. Van Speyk begraven (een naauwkeurig verhaal in proza) en Willem Frederik, Erfprins van Oranje, in 1794 aan het Scheveningsche strand (een dichtstukje door van enst koning) zullen, ook om het onderwerp, met genoegen worden gelezen.
In no. 2 onderscheidden wij: De Wereld is een Speeltooneel, door j. de q. (uack?); Gesprek van eenige Visschers, door gébel; Het Modewonder, door den beer poortugael; De Raaf en de Ekster, door foppe; George Vin, door wolthuis; Friedrich von Schiller, door smits; Bede ter gunste van den Gouwenaar, door ijntema; het treffende (maar gansch niet blijgeestige) verhaal, De Paardendek; foppe's Wiegelied, en De Protocollen, door j. van oosterwijk bruyn. Vele der Sneldichten van G.v.R. zijn alleraardigst. De Lof van Amathusia, Hekeldicht door thouars, is niet zonder verdienste; maar hij schijnt Venus, de vrouw van Vulcanus, doch de minnares van Mars, ten onregte voor de echtgenoote van laatstgemelden te houden. Als zoodanig, en ook als naaktloopster (fit venia verbo!) in den volstrekten zin des woords, (den gordel alleen, tot opwerking van haren boezem, niet medegerekend) is Venus althans geen voorbeeld voor onze vrouwen en meisjes, al pronkte