eene ridderorde en den rang van Luitenant verkregen te hebben, leeft hij eenigen tijd te Petersburg, in afwachting van eenige burgerlijke bediening. Hier meer in de nabijheid van zijns vaders veelvermogend geslacht gekomen, staat hij ten doel aan deszelfs vervolgingen. Deze zijne bloedverwanten wilden namelijk de uitkeering ontduiken van een aanzienlijk kapitaal, hetwelk door zijnen overledenen vader aan hem gemaakt was. Nadat door deze vervolging zijne vrijheid en leven meermalen in gevaar waren geweest, na een langdurig en moeijelijk regtsgeding, zegepraalt zijne regtvaardige zaak, geraakt hij in het bezit van groote rijkdommen, eenen aanzienlijken rang, en van eene voortreffelijke echtgenoote.
Het is duidelijk, dat het geenszins het doel is van den Schrijver, om in zijnen held een voorbeeld tot navolging voor te stellen. Iwan's lotgevallen moeten ten leiddraad verstrekken, om den lezer al datgene in levendige tafereelen te doen beschouwen, wat zijnen landaard kenmerkt. De kleeding, het huishoudelijke leven, de bronnen van bestaan, de volksvermaken, de zedelijke deugden en gebreken van Russen, Polen, Joden, en der omzwervende Aziatische volksstammen, liggen hier voor ons oog, niet in eene kunstige, dikwerf versierde voorstelling, maar met dat waas van het werkelijke leven, hetwelk zulk een verhaal alleen bezitten kan in den mond van iemand, die voorondersteld wordt mede te deelen, wat hij zelf waarnam, ondervond, en waaraan hij doorgaans zelf een gewigtig aandeel had.
Wij hebben het werk met genoegen gelezen, en, behalve dat hetzelve overvloedige stof tot aangename tijdkorting bevat, achten wij het niet ongeschikt tot waarschuwing van den onervarenen tegen bedriegerijen en verzoekingen, die even zoo wel onder ons, als in Iwan's vaderland, te duchten zijn. In het oorspronkelijke voor het eerst in 1829 te Petersburg uitgekomen, volgde de eene herdruk den anderen. Dit is echter nog niet alles. Zijne Majesteit, de Keizer aller Russen, nikolaas I, heeft openlijk zijne hooge goedkeuring van dit werk betuigd, en den Schrijver zelven nog andere bewijzen van zijne tevredenheid en Keizerlijke toegenegenheid gegeven. Dit verstrekt den Vorst inderdaad tot eer, omdat in het werk verscheidene misbruiken, die uit de gesteldheid van het staatsbestuur voortkomen, met scherpe trekken geteekend worden, en getuigt dus van zijne billijkheid. De overzetting, die echter reeds naar eene, onder het oog van