Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1833
(1833)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 189]
| |
Boekbeschouwing.De Paussen, als tijdelijke Vorsten en Opperhoofden der Kerk beschouwd, sedert de vestiging van den H. Stoel te Rome tot het jaar 1822. Door Juan Antonio Llorente. IIde Deel.(Vervolg en slot van bl. 148.) Onder zulke Opperhoofden en Geweldenaars, en bij hunnen onzaligen invloed op de zeden der Christenheid, moest onmisbaar de Kerk door gedurige onrust en verdeeldheid geteisterd en geschokt worden, en dreigde, vooral na de uitvinding der Drukkunst, tegen het zedebederf en de Hierarchij van Rome een schrikkelijk onweder los te barsten. Doch laat ons llorente hooren, en de plaats, waar de Katholijke Schrijver over de Hervorming ten tijde van leo X spreekt, uit zijn werk hier afschrijven: ‘Van de twaalfde eeuw af,’ zegt hij, ‘begonnen de scheuringen in de Roomsche Kerk door de Waldenzen. Hen volgden de Albigenzen, de Wiklefiten, de Hussiten en zoo vele andere, tot aan luther. Allen hadden hunnen oorsprong in de buitensporigheden, de heerschzucht, de hebzucht en het despotisme der Paussen, die op het einde der elfde eeuw het stelsel van gregorius VII aanhingen. Allen riepen luid, dat Rome een Babylon’ (waarom niet Babel?) ‘en de Paus een Antichrist geworden was. Alle vromen begeerden eerbiedig de afschaffing der misbruiken, ten einde de ketters elk voorwendsel te benemen, om zich van de Kerk af te scheiden. De Kerkvergaderingen te Costnitz en Bazel hielden zich hiermede ernstig bezig. Intusschen hadden de Paussen de uitvoering der besluiten veronachtzaamd, en waren slechts bedacht om hunne wereldlijke magt te vergrooten. - Volgens mijn gevoelen, is leo X de eigenlijke | |
[pagina 190]
| |
bewerker van al, wat wij thans nog zien gebeuren. Was hij de man geweest, die hij benoorde te zijn, dan zou hij gezien hebben, dat de monnik luther in de hoofdzaak volkomen gelijk had, door zich tegen het grove misbruik van de aflaatkraam te verzetten. Bezorgd om de treurige gevolgen voor te komen, zou hij zijn stelsel veranderd hebben, en ten minste in het kerkelijke bestuur tot de gewoonten van de eerste helft der elfde eeuw teruggekomen zijn, ingeval hij niet, zoo als zijn moest, met betrekking tot de wereldlijke Vorsten, tot die van de vierde en vijfde eeuw, en met betrekking tot de Bisschoppen en geestelijke aangelegenheden, tot die van de eerste en tweede eeuw terugtreden wilde. Luther, calvijn, en vele anderen van de Kerk afwijkende in de 16de eeuw, zouden dan met de Kerk vereenigd zijn gebleven, en de Protestantsche landen geene reden gehad hebben, om eene afzonderlijke Kerk te stichten.’ - Gaarne vereeren wij de gevoelens van llorente, ook schoon wij het daarvoor houden, dat de schuld niet alleen bij Paus leo X, maar tevens in het diep ingekankerd, ongeneeslijk zedebederf der hoogere en lagere Geestelijkheid gezocht moet worden. Immers adriaan VI, zijn Opvolger, heeft alleen de hervorming bedoeld van het Pauselijk Hof; maar ook hij overleed spoedig, niet zonder vermoeden van vergiftiging. En getuigt niet daarenboven het jongste tijdsbestek van ruim de helft eener eeuwe, hoe weinig Rome alsnog gezind is, een hairbreed af te gaan van zijne hierarchische beginselen en grootheid; hoe weinig duurzaamheid het heeft, wanneer een clemens XIV, met opoffering van zichzelven, slechts éénen stap ten goede en tot bevordering van Christelijken vrede doet? Door hem, leest men bij llorente, ‘werd de Orde der Jezuiten, op verzoek van al de Vorsten uit het Huis van bourbon, gelijk van verscheidene anderen, en ten gevolge van duchtige beweegredenen, afgeschaft.’ Maar ook daarna teekent hij aan: ‘Pius VII heeft tot herstelling | |
[pagina 191]
| |
dier Orde eene bul uitgevaardigd, waarvoor hem de Geschiedenis ook al geene eerzull zal oprigten. Trouwens,’ zegt llorente ten vervolge, ‘hiermede zich niet vergenoegende, werd hij (de Paus) zelfs de lofredenaar der Jezuiten in een ander breve aan ferdinand VII, en merkt daarin aan, dat de tegen die goede lieden (!) ingebragte beschuldigingen enkel laster zijn.’ - Ziet daar het onfeilbare oordeel van eenen Hierarch, zoo strijdig als licht en duisternis, en aandruischende tegen de denkwijze en moedige daad van zijnen even onfeilbaren Voorganger ganganelli! Noode onthouden wij ons, de taal van verontwaardiging, waarmede llorente, aan het slot van zijn werk, den Hersteller der Jezuiten-orde, dien Vromen in naam, maar voorspraak van zijne gewetenlooze oogendienaren, tot de Pauselijke archiven en historisch bewezene gruwelen overwijst, bij ons verslag van zijnen arbeid te voegen. Maar ons bestek gebiedt te eindigen. Dit nog alleen (door onzen Schrijver niet vermeld) tot bewijs, hoe Rome, dat op nieuw zich met loyola's volgelingen omgeeft en hen voedstert, thans weinig of niets verschilt van hetgene het was in de 17de eeuw onder paulus V, wien zijne vleijers ‘eenen Ondergod, Monarch van het Christendom en den Handhaver der Pauselijke Almagt’ noemden; wij bedoelen de uitdrukkelijke goedkeuring, door dezen Opperhierarch gegeven aan de Leer van suarez, den Jezuit, ter verdediging van den KoningsmoordGa naar voetnoot(*). Genoeg voor ons, om elke Maatschappij en Volk gelukkig te noemen, van wier grenzen dat slangenzaad ten verste verwijderd blijft, en om den Vorsten en Magtigen op aarde de waarschuwing bij virgilius voor te houden: Equo ne credite Teucri. |
|