voorteekenen van oorlogen of staatsomwentelingen, enz.; maar, voegt hij er bij, grooter is het getal der genen, die het oude gevoelen blijven aankleven, dat eene Komeet toch wel de oorzaak zou kunnen zijn van gewigtige omwentelingen in de natuur, enz.: deze zijn moeijelijker van de ongegrondheid hunner vrees te overtuigen; ik althans onderneem dit niet in de volgende bladzijden. Witsen geysbeek verzekert verder, dat die vrees hem, na bewerkstelligd onderzoek, inzonderheid bij de verschijning der nog in dezen herfst verwacht wordende Komeet, niet geheel ongegrond voorkwam. Evenwel zegt hij, dat er ook verscheiden gronden zijn, op welke men zich kan geruststellen omtrent de niet-verwezenlijking der vrees. Deze opgave is geenszins juist en duidelijk. Men zou dus reden hebben, om te vreezen, doch tevens reden, om niet te vreezen! Hetgene nu Rec., na zoodanige Voorrede, voor hoofdzaak meende te moeten houden, wordt slechts als in het voorbijgaan behandeld; terwijl de Schrijver in het breede tracht te betoogen, dat Kometen geene toekomstige dingen voorspellen. Waartoe dit betoog? Rec. houdt die vrees voor geheel ongegrond. Het kwam hem echter voor, dat de redeneringen des Schrijvers niet overal even gegrond zijn. Een ongewoon natuurverschijnsel, het zij dan Komeet of iets anders, zoude toch ook kunnen dienen, om ligtzinnige menschen tot ernstig nadenken op te wekken. Dit had, vooral door den Uitgever, wel in aanmerking genomen mogen worden. Voorts veroorlooft witsen geysbeek zich hier en daar uitvallen of uitdrukkingen, welke, in een volksboek althans, geen nut doen; van dien aard zijn: de geestelijke alarmklok trekken; - hij
moet al zeer ongeloovig zijn, die de verzekering van een' Kerkvader in twijfel durft trekken; - het geheele leger rijkelijk bezoldigde en gemakkelijk levende geestelijken..... onnutte dienstknechten, die men gerustelijk afdanken mogt, enz. Iets nieuws was voor Rec. de bl. 33-34 in eene noot medegedeelde gissing, dat de Cholera, die misschien het gevolg zou kunnen zijn van eene, door de vóór 1817 verschenen Komeet veroorzaakte, perturbatie in den dampkring, welligt door den invloed der Komeet, welke dezen herfst nog moet verschijnen, geheel zal ophouden!
Een fraai plaatje versiert het titelblad. Van de Komeet, welke nog dezen herfst moest verschijnen, wordt niet veel gezegd, maar in het algemeen aangemerkt, dat zoodanige ster weleens later zich vertoont, dan men meende te moeten