Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1832(1832)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De leeuw ontwaakt! 't Was slechts een schijnb're rust, na 't heerlijk zegevieren; Het onregt grijpt op nieuw naar gif en dolk en koord; Maar nog prijkt geurig groen van dierbare eerlaurieren Om menig heldenhoofd, getrouw aan Nassau's woord, Getrouw aan God en pligt. Komt, vlecht er frissche blad'ren, Onsterflijk eerloof, vlecht er nieuwe lauw'ren in! Dat heldenvuur vlamm' weêr door de eenmaal gloeijende ad'ren; Weêr 't wapen in de vuist, mijn broeder; ga, verwin! Het oogenblik des strijds, o Neêrlands kroost! genaakt: De Leeuw, de Leeuw ontwaakt! Ziet gij die hooge kiel aan de ongeschonden kusten, Ziet gij die legerschaar, in 't land der vreemden, niet? Zal nu de fiere Maagd op vroeger lauw'ren rusten, Wanneer zij 't helsch verbond, ontsluijerd, dreigend, ziet? Dat duldt geen Hollandsch hart - de maat is volgemeten - Nog rookt het breede zwaard van 't schuldig muit'renbloed; Nog is de gloriedag, hoe kort ook, niet vergeten; Nog is de heil'ge strijd den wakk'ren strijder zoet; Nog kent Euroop het volk, dat eeuwig 't onregt wraakt: De Leeuw, de Leeuw ontwaakt! [pagina 737] [p. 737] Godtergend dringen ze aan, en toonen ijz'ren boeijen, Of wachten 't smeekgebed van d' ongeschokten Vorst. ‘De schoone waterbloem moet niet zoo heerlijk bloeijen; Zij zinke in 't slijk terug, dat ze aan haar' wortel torscht! Komt, rukt den stengel neêr, en scheurt de blad'ren open; Haar geur was al te sterk, haar luister al te schoon!’ Veerkrachtig buigt de bloem, wanneer de stormen sloopen, Maar spreidt haar' blad'rendos dan prachtiger ten toon. Vreest niet! - de storm steekt op; de schorre donder kraakt: De Leeuw, de Leeuw ontwaakt! Vreest niet! Waar kracht en moed in duizend zielen leven, Daar wordt de nood gering; 't gevaar is reeds voorbij. Waar 't Godgeheiligd regt vertrapt wordt en verdreven, Daar rijst een kop'ren muur in heldenrij aan rij; Daar rijst op Neêrlands grond eene eerzuil voor de volken: Zij zien den grooten strijd, en zien dien blozend aan. Bruis, Noorder pekelzout! bruis vrolijk uit uw kolken; Ge omspoelt een heldenland, dat niet te grond zal gaan! 't Beslissend uur breekt aan; de dag der glorie naakt: De Leeuw, de Leeuw ontwaakt! R. November 1832. lublink weddik. Vorige Volgende