Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1832(1832)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan eene vaderlandsche juffer, op hare vraag: welke is dan de Hollandsche kleeding? Gij vraagt: ‘welk is dan 't Hollandsch kleed?’ Mejuffer! 't antwoord is gereed: Een zedig, nederig gewaad, Dat nooit aan iemand kwalijk staat; Een kleed naar rang en staat en stand, Naar 't luchtgestel van 't vaderland; Dat luchtig zwiert, maar eerbaar dekt, En geen verboden lusten wekt; Dat deftig en bevallig tooit, En niet wanstaltig is geplooid; Een kleed, dat rijken statig dost, Dat burgers niet onmatig kost, Van koopman, boer en handwerksliên [pagina 708] [p. 708] Het onderscheid van stand doet zien; Voorts algemeen een kleederdragt, Door eigen goeden smaak bedacht, Door vaderlandsche keus bepaald, Nooit uit een vreemde kast gehaald; En dau, bij voorkeur, een kleedij Van eigen inlandsch makelij. P. hanou van arum. Vorige Volgende