Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1832
(1832)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina *1]
| |
[pagina 679]
| |
van hen getrokken heeft, heeft de ondervinding in latere dagen het groote nadeel van den invloed, dien zij allengs verkregen, geleerd. De Inquisitie werd genoegzaam ter zelfder tijd in Portugal en Oostindië door johannes ingevoerd (1536), de handel grootelijks bevoordeeld en uitgebreid, en de oorlog tegen de bewoners van Afrika's noordkust met meer voordeel, dan onder zijns vaders bewind, gevoerd. Zes zonen, welke johannes III bij zijne gemalin catharina, Insante van Spanje, verwekt had, stierven vóór hem; de vijsde liet eene zwangere echtgenoot na, en, toen de Koning in 1557 overleed, volgde dit driejarig kind, Don sebastiaan, onder de voogdijschap zijner moeder en van de Jezuiten, hare raadgevers, hem op; de Koninginweduwe, zijne grootmoeder, eerst, en zijn oom, de Kardinaal Infant Don henricus, daarna, de zaken van het rijk besturende. Alras legde sebastiaan zijne zucht naar roem en lauweren aan den dag. Om die te verkrijgen, en het kruis over de halve maan te doen zegevieren, maakte hij gebruik van den krijg, die over de opvolging onder de Marokkanen gevoerd werd, stelde zich voor, Afrika te veroveren, en ondernam, tegen den raad zijner bloedverwanten aan, in 1578, met 14000 man, het 50000 man sterke leger van zijnen vijand te verslaan. Dan, wat wel te voorzien was geweest, gebeurde. Eene volkomene nederlaag, en het omkomen van een groot getal Portugesche Edellieden, was sebastiaan's straf voor zijne roekeloosheid. Hij zelf sneuvelde, of verdween ten minste voor het oogenblik zoo geheel en al, dat men, in Portugal een hoofd der regering behoevende, de kroon opdroeg aan den nog levenden, schoon bijkans 70 jarigen grijsaard, Don henricus, broeder van johanne III (sebastiaan's grootvader), den voormaligen Regent. Deze, de eenig overgeblevene Koningszoon van Portugal, zag zeer wel in, dat er na zijnen dood een hevige strijd over de opvolging moest ontstaan, dewijl er vele personen waren, die zijdelings regt op dezelve hadden, sleet dan ook den nog overigen tijd zijns levens in angstige overleggingen aangaande deze zaak, en overleed den 31 Januarij 1580, zonder dat hij het met de Staten van zijn rijk nopens zijnen opvolger eens geworden was. Om niet al te wijdloopig te worden, zullen wij van de op den troon aanspraak makende personen slechts drie noemen. | |
[pagina 680]
| |
De eerste was philips II, Koning van Spanje, wiens moeder was geweest isabella, oudste dochter van Koning emanuel. De tweede, Don antonio, Prior van Crato, wiens vader was geweest emanuel's tweede zoon. De derde, johannes van braganza, of liever zijne echtgenoot, de toen nog levende jongste kleindochter van denzelfden emanuel, wier vader was geweest diens Konings zesde zoon. Schoon hij geen geboren Portugees was, (een voordeel, dat de Hertog van braganza wèl bezat) wist philips door geld en kuiperijen zoo veel te bewerken, dat hij een groot gedeelte der natie op zijne zijde kreeg. Don antonio evenwel door een ander deel te Santarem tot Koning uitgeroepen zijnde, werd de befaamde Hertog van alva door zijnen meester aan het hoofd van een talrijk leger afgezonden, om de zaak van philips te doen zegevieren. Hoewel antonio zich moedig verdedigde, moest hij voor de overmagt bukken, en, gewond zijnde, de vlugt nemen. De Hertog van braganza, de minderheid zijner hulpmiddelen te regt erkennende, koos, na een weinig tegenstrevens, de partij van zich stil te houden, en zich met het genot van zijne uitgestrekte bezittingen en grooten rijkdom te vergenoegen; en zoo werd Philips, als eerste Koning van dien naam voor Portugal, in 1581 algemeen gehuldigd en aangenomen. Antonio zocht intusschen hulp in Frankrijk, en bragt het zoo ver, dat hij op Terceira landde en daar eene korte wijle voor Koning speelde, maar zag zich eindelijk, door het aankomen eener Spaansche vloot, nogmaals verpligt de wijk te nemen, vestigde zich toen in Frankrijk, en overleed te Parijs in 1595. Tegen wil en dank aan Spanje onderworpen, durfde de Portugesche natie niets tot hare bevrijding ondernemen, zoo lang de gevreesde philips den schepter over beide rijken zwaaide, en Portugal scheen voor altijd met Spanje één rijk te zullen blijven uitmaken, toen johannes van braganza in 1582, zijne gemalin acht jaren later, en Koning philips I eerst in 1598 overleed. Onder laatstgenoemden Monarch vertoonden zich na elkander vier personen, die allen voorgaven, de in den krijg tegen de Mooren (1578) ermiste Don sebastiaan te zijn. Drie hunner waten zeker bedriegers; maar de vierde gaf in zijn' persoon en in zijne gesprekken zoo vele (men zoude bijkans zeggen) bewijzen, van de | |
[pagina 681]
| |
ware Koning van Portugal te wezen, dat de twijfel omtrent die zaak zelfs heden ten dage nog niet volkomen opgelost is. Zijne verschijning baarde dan ook in der tijd groote verlegenheid aan het hof van Spanje, terwijl die in Portugal groote blijdschap verwekte. Philips II (III van Spanje), die zijns vaders opvolger was, liet welligt het leven van dien geheimzinnigen persoon verkorten; ten minste zijn dood volgde spoedig op zijne aankomst op de Spaansche kust (omtrent 1601). De tachtigjarige oorlog, waaraan Oud-Nederland deszelfs vrijheid verschuldigd is, was oorzaak, dat de Portugezen, gedurende hun lijden onder het juk van Spanje, allengskens meer en meer van hunne uitlandsche bezittingen verloren, daar hunne zeemagt te kort schoot bij die der Nederlanders, welke hen nu mede als hunne vijanden beschouwden, en in Oost en West veel afbreuk deden. Niet zonder spijt en leedwezen zagen de afstammelingen van het huis van Braganza eenen tweeden Koning van Spanje op den troon van Koning emanuel gezeten; dan, onmagt belette theodosius, de oudste zoon van johannes en catharina, zijn regt te doen gelden en eene poging tot eene omwenteling te wagen, hoewel het hem aan geenen moed of lust tot bevrijding van zijn allengs lager zinkend vaderland mangelde. Wel overleed philips II in 1621, maar Philips III (IV van Spanje), zijn zoon, volgde hem zonder tegenstreving der Portugezen op, en theodosius bleef Hertog van Braganza tot aan zijn' dood, die voorviel in 1630. De nieuwe Hertog, Don johannes, was van een' stillen en vredelievenden aard, en betoonde zoo weinig zucht naar eenen hoogeren rang, dan dien, welken hij bekleedde, en integendeel zoo veel tevredenheid met het gemakkelijk, ja weelderig leven, dat hij te Villa Viciosa leidde, dat zelfs de Spanjaards, die de gangen van zijnen grootvader en van zijnen vader steeds zorgvuldig in het oog gehouden hadden, hunne angstige oplettendheid van hem, als van een' onschadelijken persoon, afwendden. Dan, johannes, in den echt getreden zijnde met Donna louisa de gusman, dochter van den Hertog van Medina Sidonia, vond in haar (schoon zij eene Castiliaansche vrouw was) al de zucht, die hem ontbrak, om Portugal vrij te maken. Bij het toenemend verval van 's lands welvaart, de tirannische wijze, waarop de natie door Spanje behandeld werd, en de algemeene ontevredenheid, welke | |
[pagina 682]
| |
daarvan het gevolg was, bragt louisa haren echtgenoot diens verpligting onder het oog, om als bevrijder van zijn vaderland op te treden. Zekere ambtenaar ribiero, die hoog in gunst bij den Hertog stond, sprak in haren zin, haalde eenige mannen van naam over, om met hem in het belang van zijnen meester te handelen, en werd door hen gelast, johannes te verzoeken, zich aan hun hoofd te stellen, ten einde gezamenlijk de omwenteling te beginnen. De Hertog aarzelde nog; dan, eindelijk zijn woord gegeven hebbende, begonnen de eedgenooten hun plan ten uitvoer te brengen. Op den 1 December 1640 maakten zij zich meester van Lissabon; den volgenden dag werd de Hertog van Braganza als Koning van Portugal uitgeroepen, onder den naam van Johannes IV, en binnen een paar weken tijds zag hij zich, door het overgaan van alle steden en hoofdplaatsen, op den troon zijner voorvaderen gevestigd. Oorlog met Spanje was het natuurlijke gevolg van deze omwenteling; dan, Koning johannes deed zich in dezen van zulk eene gunstige zijde kennen, en regeerde zijn volk met zoo veel zachtheid en wijsheid, dat ieder zich over zijne verheffing verheugde, en Portugal voor Spanje verloren bleef. In 1656 eindigde deze Vorst zijn leven, nog treurende over het verlies van zijnen oudsten zoon, Don theodosius, die twee jaren vroeger overleden was. Alfonsus VI, zijn tweede zoon, volgde hem, onder de voogdij zijner moeder louisa de gusman, op, alzoo hij slechts dertien jaren oud was. Deze Vorst wordt door sommige Historieschrijvers als woest van aard en tevens zwak van karakter, onbekwaam den schepter te voeren, en een speelbal zijner gunstelingen, afgeschilderd; terwijl anderen hem als het slagtoffer der listen van de Jezuiten, welken hij geen goed hart toedroeg, en van de heerschzucht zijner moeder, die ongaarne hem de teugels van het bewind in 1661 in handen gaf, doen voorkomen. Hoe dit zij, alfonsus verviel in minachting, en werd overgehaald, om de regering aan zijnen broeder Don pedro af te staan. Deze, Don pedro, trad op als Regent van het rijk (1667), en de Koning zelf werd met veel staatsie naar het eiland Terceira overgevoerd, en daar onder een wakend oog gehouden. Koning philips IV, van Spanje, die intusschen niet opgehouden had oorlog tegen Portugal te voeren, was in 1665 overleden. Zijn opvolger karel II, door bijzon- | |
[pagina 683]
| |
dere, zijn rijk betreffende omstandigheden gedrongen, erkende eindelijk de onafhankelijkheid van Portugal, in 1668, waardoor de vrede tusschen beide landen hersteld werd. Dan, Frankrijk, altijd de vijand van rust en orde bij deszelfs naburen, zette in 1672 Portugal tegen Spanje op, en, toen het niet gelukte, een' nieuwen oorlog tusschen die twee Staten te doen uitbarsten, verwekte het eene muiterij tegen den Regent, die strekken moest, om alfonsus weder op den troon te helpen. Doch Don pedro, van het bestaan eener zamenzwering tot dat einde onderrigt zijnde, deed het plan afspringen, door zijnen broeder van Terceira in Portugal te doen overbrengen. Het kasteel van Cintra werd nu den afgezetten Vorst tot verblijf aangewezen, en deze sleet daar, onder opzigt van zijne tegenpartij, het overige van zijn leven, hetwelk eindigde in 1683. Pedro II, tot aan zijns broeders dood slechts als Regent erkend, werd nu als Koning gehuldigd. Toen, na den dood van den Spaanschen Monarch karel II, in 1700, over de opvolging tot diens troon een zware strijd ontstond, (welke met den naam van Successie-oorlog bestempeld is) deed Don pedro eene poging, om zich de kroon van Spanje toe te eigenen, maar werd weldra genoodzaakt te dulden, dat lodewijk XIV die op het hoofd van zijnen kleinzoon philips van anjou plaatste. Evenwel bleef hij in oorlog met Frankrijk en Spanje gedurende zijnen verderen leeftijd, en na zijn' dood, in 1706, zette zijn zoon en opvolger, Johannes V, dien voort, bezittingen in Amerika thans de voorname twistappel zijnde, tot dat bij den vrede te Utrecht, in 1713, de rust herboren werd. Nu begon johannes duidelijk in te zien, hoezeer de Jezuiten de onkunde en bijgeloovigheid onder zijn volk bevorderden, en de deur voor alle ware verlichting toesloten. Eene oneenigheid, tusschen hem en den Paus ontstaan over het benoemen van een' Kardinaal, gaf den Koning gepaste gelegenheid, om de overgroote magt der Inquisitie te beteugelen (1733); gelijk de oprigting eener Hoogeschool ter bevordering van de kennis der Portugesche historie, in 1720, hem reeds het middel in handen gegeven had, om den invloed der Jezuiten op het onderwijs grootelijks te verzwakken. Ongelukkiglijk werd johannes, acht jaren vóór zijnen dood, door eene krankheid bezocht, die hem bestendig bijbleef, en belette, zich veel met de regering bezig te houden. Het roer van | |
[pagina 684]
| |
Staat viel dan in handen van den Franciskaner monnik, broeder gaspard, die de zaken des rijks schandelijk liet verloopen, en, toen de Koning op den 31 Julij 1750 overleed, diens zoon en opvolger, Jozef emanuel, handen vol werks gaf, om het vervallene zee en krijgswezen, den handel en de geldmiddelen weder eenigzins in orde te brengen. Onder de regering van dezen Vorst had de verschrikkelijke aardbeving en daaruit ontstane brand van Lissabon plaats, welke een groot gedeelte dier hoofdstad verwoestte (1 November 1755). Twee jaren later maakten de Jezuiten, die bij jozef emanuel geheel niet wel gezien waren, eene zamenzwering tegen hem, lieten den Vorst op den grooten weg aanvallen, zoodat hij, deerlijk gewond, ter naauwernood er het leven afbragt, maar werden ook om dit gruwelstuk uit de Portugesche Staten verbannen, en met het verlies hunner goederen gestrast (1759). Oneenigheden met Spanje, die één jaar (van 1762 tot 1763) aanhielden, en met het hof van Rome, die van 1760 tot 1770 duurden, zijn merkwaardige voorvallen, welke wij niet geheel onaangeroerd mogen voorbijgaan, schoon ons bestek ons verbiedt, daaromtrent in bijzonderheden te treden. Het zij door de onmiddellijke zorg van Koning jozef emanuel, het zij door de goedkeuring, welke hij gaf aan de maatregelen, die door zijnen eersten Staatsdienaar, Don sebastiaan jozef van carvalho, Markies van Pombal, genomen werden, genoot de landbouw groote bescherming en aanmoediging, werd het onderwijs der jeugd op een' beteren voet dan ooit voorheen gebragt, en onderging de Hoogeschool te Coïmbra eene heilzame hervorming. Doch naauwelijks was de Koning op den 24 Februarij 1777 overleden, of zijne oudste dochter, Maria franciska, die hem opvolgde, en haren gemaal Don pedro, Groot-Prior van Crato, in het bewind nevens zich stelde, gaf den Markies van Pombal zijn afscheid, wierp diens genomene maatregelen tot beteugeling der geestelijken omver, begunstigde de Exjezuiten, deed nieuwe kloosters bouwen, en in het jaar 1778 een auto da fe (of regtspleging met verbranding van zoogenaamde ketters) op de oude afschuwelijke wijze houden! De Koningin, in 1786 weduwe geworden zijnde, hield zich voortaan meer met hare geestelijke belangen, dan met de zorg voor het welzijn van hare Staten bezig, zoodat Portugal in eene | |
[pagina 685]
| |
staatkundige kwijning verviel, welke deszelfs geschiedenis, in dit tijdvak, weinig belangrijks doet opleveren. Onbekwame of eigen belang zoekende mannen stonden aan het hoosd der verschillende vakken van het bestuur, de nijverheid was in verval, het volk zuchtte onder afpersingen en het dwangjuk der geestelijkheid. Welligt door hare dweepzucht waanzinnig geworden, moest maria in 1792 het zich laten welgevallen, dat haar zoon, Don johannes, Prins van Brazilië, openlijk bekend maakte, dat zij door ongesteldheid niet langer bekwaam was te regeren. Van dien tijd af onderteekende Don johannes al de staatsstukken mede; maar de zaken gingen er niet beter om, en het ééns zoo krachtige en rijke Portugal was geheel buiten staat zichzelven te helpen, toen de werelddwingende napoleon ook op dat land zijne begeerlijke blikken sloeg. Door allerlei afschuwelijke listen en kuiperijen Spanje aan zijnen magtigen invloed onderworpen hebbende, bediende de Keizer der Franschen zich aanvankelijk van dien invloed, om Portugal tot het zich getroosten van velerlei beleedigingen te noodzaken, schonk dat rijk als 't ware aan Spanje (als schâvergoeding voor het nieuwelings uit een deel van Koning karel's bezittingen in Italië zamengestelde Koningrijk Etrurië) bij het traktaat van Fontainebleau, en stelde junot, een' zijner Generaals, aan het hoofd van een talrijk leger, om de Staten van Koningin maria binnen te rukken en te vermeesteren (1807). Engeland intusschen, toen Frankrijks standvastige tegenpartij, wendde al het mogelijke aan, om den Prins Regent, Don johannes, te doen besluiten, gemeene zaak met napoleon's vijanden te maken, en zond zelfs eene geduchte vloot onder sydney smith naar den Taag, om de Fransch-gezinde partij in Lissabon te bestrijden: maar johannes, van twee zijden gedrongen, toonde nog meer vrees voor de hulp, die hem van den zeekant werd aangeboden, dan voor het onweder, dat hem van de landzijde bedreigde, en verklaarde den oorlog aan Engeland, in de hoop van den aantogt van het Fransch-Spaansche leger daardoor te stuiten. Dan, hierin schoot zijne berekening te kort; junot zette zijnen marsch voort, en vertoonde zich weldra in het hart van Portugal. Nu was de Prins Regent ten einde raad, en zoodanig in het naauw gebragt, dat hij het besluit nam en ten uitvoer bragt, van zich met zijn geheele gezin, ook de onde Koningin maria, | |
[pagina 686]
| |
in te schepen, en naar Brazilië over te steken. Portugal, zoodoende aan zichzelven overgelaten, viel ter prooije aan de woelingen van vele partijen; maar napoleon, vertegenwoordigd door junot, die, om de groote diensten, welke hij in deze zaak zijnen meester bewees, tot Hertog van Abrantes verheven werd, had er de opperste magt in handen. Evenwel was hij zoo wèl bewust van de schreeuwende onregtvaardigheid zijner handelwijze, en zoo beducht voor de wederwraak der overheerde Portugezen, dat hij reeds in het volgende jaar 1808 hunne beste troepen naar het binnenste van Frankrijk, ja zelfs naar Duitschland opzond, om daar onder zijne vanen te strijden. De billijke haat van al, wie in Portugal nog eenig gevoel van eer bezat, werd door dezen maatregel aangevuurd, en bragt tusschen de Spanjaarden en Portugezen eene verbroedering tot stand, waaraan anders niet wel te denken zou zijn geweest, en die den verschrikkelijksten oorlog van onderdrukten tegen onderdrukkers heeft doen geboren worden, en het geheele Schiereiland jaren lang tot een schouwtooneel van jammeren gemaakt heeft. Na den val van den dwingeland, in 1814, Spanje eene Grondwet en een' Koning uit het oude stamhuis (ferdinand VII) gekregen hebbende, wilde ook het volk van Portugal iets dergelijks; maar het was niet vóór in October 1820, dat er te Oporto eene zamenzwering losbrak, die ten gevolge had, dat de uitgeweken Prins Regent teruggeroepen werd. Deze, die den tijd van zijn verblijf in Brazilië onder gedurige kwellingen, hem door de kuiperijen zijner gemalin berokkend, doorgebragt had, luisterde naar de roepstem zijns volks, liet zijnen oudsten zoon, Don pedro, als Onderkoning in zijne Amerikaansche Staten achter, en keerde in Julij 1821 in zijn vaderland terug. Maria franciska in Brazilië overleden zijnde, werd nu aan den voormaligen Prins Regent de kroon aangeboden; doch onder voorwaarde, dat hij aanname, volgens de door de Cortez opgemaakte Grondwet, die hem ter bekrachtiging voorgelegd werd, te regeren. Hij nam die voorwaarde aan, bezwoer de Grondwet, en nam daarna, als Johannes VI, bezit van den voorvaderlijken troon. Getrouw aan zijnen eed, wees de nieuwe Koning standvastiglijk alle aanbiedingen van de hand, welke hem gedaan werden, om hem weder eene onbeperkte magt te doen verkrijgen, en wrocht opregtelijk met de Cortez mede, om al | |
[pagina 687]
| |
de pogingen, welke daartoe door kwalijkberadene lieden werden ondernomen, te verijdelen. Onder dezen, of liever onder de ijver- en heerschzuchtigen, behoorde voornamelijk de Koningin. Met haar (charlotte, Infante van Spanje) was johannes VI vele jaren gehuwd geweest; maar zelfs vóór de verhuizing naar Brazilië was er hevige onmin tusschen de echtgenooten ontstaan, en nog altijd duurde dezelve voort. Steeds gewoon den Koning den voet dwars te zetten, diens wijze van regeren te beschimpen, en eene andere partij dan de zijne te kiezen, had charlotte in der tijd zich sterk voor de Spaansche Cortez-gezinden verklaard; nu integendeel ijverde zij met alle magt tegen de Portugesche voorstanders van eene grondwettige regering, weigerde den eed van trouw aan de Constitutie niet alleen, maar bragt zelfs in de noordelijke provinciën van Portugal, in zamenstemming met den Graaf van amarante, (later Markies van Chavez) eenen opstand te weeg, waarvan het voorwendsel was, den Koning van den dwang der Cortez te bevrijden. Deze poging mislukt zijnde, kuipte zij op nieuw, haalde haren jongsten zoon, Don miguel, op wien zij een' onbepaalden invloed had, over, om zich aan het hoofd van eenig krijgsvolk te stellen, en, al wederom onder den schijn van den Koning te willen helpen, haar de teugels van het bewind in handen te spelen. Door den moedigen stap, welken johannes deed, op raad van den Markies van loulé, die zijne jongste dochter anna tot echtgenoot had, van naar Villa Franca, den zetel des oproers, te gaan, en door zijne toespraak het krijgsvolk tot deszelfs pligt terug te brengen, werd ook deze aanslag der listige charlotte verijdeld (1823). Tot het nemen van eene geduchte wraak zou de Koning ruime gelegenheid en vele voorwerpen gevonden hebben; maar het werd beter geoordeeld, alles met den mantel der liefde te bedekken, de Koningin in genade aangenomen, en de rust ten minste schijnbaar aan het hof hersteld; alleen Don miguel werd uit Portugal verwijderd, en aan het hof van Oostenrijk opgenomen. Evenwel sluimerde 's Konings tegenpartij niet. De achtingwaardige Markies van loulé moest den goeden raad, aan johannes gegeven, misgelden; hij werd in Februarij 1824, door een paar omgekochte moordenaars, verraderlijk van het leven beroofd. Terwijl in Portugal Don miguel zich inderdaad tegen | |
[pagina 688]
| |
zijnen vader in het harnas stelde, kwam den Koning van zijnen oudsten zoon Don pedro, uit Brazilië, een zonderlinge brief ter hand. ‘Dat een grooter land (werd daarin gezegd) aan een kleiner land zou onderworpen zijn, strijdt tegen de regelen der billijkheid. Lang genoeg heeft Brazilië de wetten, die Portugal het voorschreef, geëerbiedigd; thans verklaart het zich onafhankelijk en vrij.’ Wel bragt deze keer van zaken, natuurlijkerwijze, eene verkoeling tusschen den vader en den zoon te weeg; maar eerstgenoemde was niet, gelijk sommigen zijner voorzaten zouden geweest zijn, in staat, eene magtige vloot met een talrijk leger te bemannen, en de overzeesche bezittingen tot onderwerping te dwingen: ook in deze zaak werd dan de partij der gematigdheid gekozen, en in 1825 Brazilië door johannes vrij verklaard, Don pedro als Keizer van dat land erkend, en een gezant zijnentwege aan het hof van Lissabon toegelaten. Niet lang daarna eindigde johannes VI zijn onrustig en door vele wederwaardigheden beproefd leven. Zijne dochter, isabella maria, werd toen tot Regentesse over Portugal aangesteld, maar ondervond weldra al het moeijelijke van hare taak. Voor- en tegenstanders van de Cortez begonnen op nieuw met elkander te twisten; uitgewekene Jezuiten keerden weder, stookten het volk tegen de Grondwetsgezinden op, en verwekten in 1826 een hevig oproer, dat niet dan met veel moeite werd gedempt. Gestadig tusschen twee partijen zich moetende staande houden, en door verschillende raadgevers geslingerd, met opzigt tot de maatregelen, welke zij te nemen had, liet de Regentes zich overhalen tot het plan, dat beraamd werd, om aan Don miguel het Regentschap op te dragen, tot dat Don pedro's dochter, maria de gloria, (aan wie, volgens haars vaders meening, ontwijfelbaar de kroon toekwam) haren oom tot echtgenoot en medebeheerscher des rijks zou aangenomen hebben. De Insant Don miguel kwam in 1828 in Portugal aan, liet zich de gemaakte schikkingen welgevallen, legde den eed op de Grondwet af, en nam het bewind van zijne zuster over. Don pedro, intusschen, van den schijnbaar gunstigen keer, dien de zaken namen, onderrigt bekomen hebbende, zond zijne jeugdige dochter, van Brazilië, naar het vaderland af; dan, staande hare reize, wierp Don miguel, zich nu sterk genoeg ver- | |
[pagina 689]
| |
meenende te wezen om eenigen tegenstand te verduren, het masker af, en verklaarde, dat hij uit zichzelven het grootste regt had tot den troon, en dien bekleeden wilde zonder op het regt van iemand anders te steunen; dat hij uit dien hoofde weigerde, maria de gloria tot zijne toekomstige gemalin aan te nemen, en, niet langer door eene Grondwet in zijne handelingen belemmerd willende zijn, de bestaande Constitutie verbrak, en, gelijk zijne voorouderen, eigenmagtig verstond te regeren. Deze omwenteling, die in het begin van het jaar 1829 plaats had, joeg terstond de Cortez-gezinde partij tegen den meineedigen dwingeland in het harnas; maar hij behield de overhand, latende onmeêdoogend velen zijner tegenstanders van hunne vrijheid, anderen van het leven berooven, en zoodoende weder anderen tot het besluit brengende, om hun ongelukkig vaderland te verlaten. Deze namen grootendeels de wijk naar Engeland, werwaarts ook de genen, die met het overvoeren der jonge Rijksprinses belast waren, zoodra zij van het in Portugal gebeurde kennis kregen, geraden oordeelden den steven te wenden. Daar trok de Hertog van palmella, die mede uitgeweken en daarop door Don miguel vogelvrij verklaard was, zich de belangen zijner landgenooten van minderen rang volijverig aan, verzorgde velen, die anders gebrek zouden geleden hebben, en maakte zijn hof bij maria, als ware zij werkelijk Koningin van Portugal geweest. Zoo lang het Engelsche hof het bestaanbaar met deszelfs staatkunde rekende, eene schuilplaats aan de genoemde vreemdelingen te verleenen, werden deze met zekere gastvrijheid behandeld; maar, nog in hetzelfde jaar hunner aankomst, werden de mindere Portugezen gelast, en pedro's dochter met veel hoffelijkheid aangemaand, te vertrekken, en, daar het nog bij uitstek gevaarlijk geweest zoude zijn, onder het bereik van Don miguel te komen, werd het eiland Terceira voor het verblijf van maria en hare aanhangers gekozen. Daar aangekomen zijnde, werd voor haar eene betamelijke hofhouding opgerigt, aan haar de titel van Koningin gegeven, en haar een Regentschap tot het beheer harer, betrekkelijk zeer kleine, Staten toegevoegd. Zonder tot eene toenadering te komen, bleven de twee broeders, Don pedro in Brazilië en Don miguel in Portugal, den schepter zwaaijen; maar tot een' openlijken oorlog kwam het tusschen hen vooreerst nog niet. Zonderling genoeg, zoo lang Don pedro op den Keizerlijken troon gezeten bleef, gord- | |
[pagina 690]
| |
de hij het zwaard tegen den beleediger zijner dochter niet aan; maar nadat hij, bij eene omwenteling, welker bijzonder heden ons nog zeer onvolkomen bekend zijn, van zijnen zetel verdreven en als banneling in Frankrijk aangekomen was (1831), gaf hij het voornemen te kennen, om de regten van maria de gloria te doen gelden. Te dien einde offerde hij groote sommen gelds op, om, zoo in Frankrijk als in Engeland, manschappen te werven en schepen en wapenen aan te koopen, en ondernam, in den zomer van 1832, eenen aanval op het rijk, waar zijn broeder, genoeg gevreesd om gehoorzaamd te worden, en de geestelijkheid, althans de Jezuiten, wier orde hij in Portugal weder hersteld heeft, op zijne zijde hebbende, eene niet onaanzienlijke krijgsmagt bezit, gereed om hem wederstand te bieden. Te Oporto geland en van die stad meester geworden zijnde, bevindt zich op dit oogenblik Don pedro daar, zonder dat het hem tot dusverre heeft mogen gelukken, zijne veroveringen verder uit te strekken. Wat verder van dezen broedertwist zoude te zeggen wezen, steunt enkel op berigten, uit de nieuwspapieren over te nemen. Eensdeels zijn deze berigten te algemeen bekend, om ze hier te herhalen, anderdeels te onzeker, om ze als historiéle waarheden op te geven. Om die redenen besluiten wij hier thans (1 Nov. 1832) onze Herinneringen uit de Geschiedenis van Portugal, betreurende, dat tot in onze dagen zoo vele oneenigheden niet alleen dat Rijk, maar zoo vele andere Staten ongelukkig maken, doch zelfs in die oneenigheden bij vreemden ruime stof vindende, om geluk te wenschen aan ons dierbaar Vaderland, waar eensgezindheid woont, en waar, trots vuige lasteraars en snoode belagers en dreigende afvalligen, Vorst en volk elkander wél verstaan, krachtdadig ondersteunen, moedig volhouden, en een stevig bolwerk uitmaken, waartegen, zoo Gods hulp ons bijblijft, alle pogingen der laatdunkende vijanden afstuiten zullen, zoodat Hollands roem en eer in een helderder daglicht dan immer blinken zal, nadat schande en verachting, hun verdiende loon, de benijders en aanranders van deszelfs welvaart zal te beurt gevallen zijn.
M.J. |
|