Dit groote werk wordt door den Heer haefkens in twee voorname deelen gesplitst, namelijk: 1o. De werken op de Rivier St. Jan. 2o. Die, welke noodzakelijk zouden zijn, om de gemeenschap tusschen het groote Meer (Nicaragua) en de Stille Zuidzee daar te stellen.
Ten einde dit een en ander, zoo als ook de volgende aanteekeningen, duidelijk te maken, voeg ik hiernevens een extract uit de Kaart van den Heer haefkens, die achter zijn gemelde werk gevoegd is, en waarop men de situatie van het Meer Nicaragua en dat van Managua, alsmede den loop der Rivier St. Jan gesteld vindt, 't geen onder het lezen van deze berigten terstond een duidelijk algemeen begrip van het geheele ontwerp zal doen vormen.
‘Door middel van de Rivier St. Jan,’ zegt haefkens verder, ‘ontlast het Meer zich in den Atlantischen Oceaan. Aan het begin der rivier en op haren linkeroever bevindt zich het kasteel van St. Carlos, op eene hoogte van 300 voeten gebouwd en van moerassen omringd. Hetzelve is daar geplaatst, om den ingang des meers te bestrijken; het kan 32 stukken kanon voeren, maar is thans in een' zeer bouwvalligen staat en slecht bezet,’ enz.
De rivier is er 5 à 600 voeten breed en 6 à 7 diep. Deze geringe diepte der rivier zou dus eene aanzienlijke verdieping behoeven, indien het misschien niet raadzamer ware, zoo als de Heer haefkens ook nader heeft opgemerkt, om een geheel nieuw kanaal, afgezonderd van of naast de Rivier St. Jan, daar te stellen.
‘Op ongeveer de helft van den loop der gemelde rivier, en op haren regteroever, wordt zij vereenigd met de Rivier St. Carlos, en lager met die van Serapiqui.’ Het schijnt derhalve uit deze situatie te blijken, dat er zoo wel uit het Meer Nicaragua, als door de beide Rivieren St. Carlos en Serapiqui, overvloedige voedingsmiddelen zullen bestaan, om, het zij de gekanaliseerde Rivier St. Jan, of wel een bijzonder kanaal daar langs, ten allen tijde van het benoodigde water te kunnen voorzien.