| |
Verslag van het eiland Bali, doch meer bepaaldelijk van het vorstendom Bali Baliling Door de zendelingen Medhurst en Tomlin.
(Vervolg van bl. 543.)
Ongeacht alle de genoemde ongunstige omstandigheden, en de weinige denkbeelden, die de Baliërs van het gezellige leven hebben, heerscht er bij hen echter minder wanorde, dan men wel van zulk een' zedeloozen en woesten staat van zaken zoude kunnen verwachten. De vruchtbaarheid van den grond, en het zacht en gunstig klimaat, waaronder zij wonen, voorziet hen gemakkelijk van alle de behoeften van het leven, zoodat er bij hen armoede noch ellende, uit gebrek voortkomende, bekend is, behalve alleen die, welke door hunne eigene ongebondenheden veroorzaakt worden; ook hoort men bij hen zelden over hongersnood of volksverloop klagen.
Hoe ellendig hun toestand ook is, zij schijnen tevreden te zijn. Deze tevredenheid moet echter niet als een bewijs, dat bij hen niets te wenschen overblijft, beschouwd worden; integendeel, het is veeleer een bewijs van de weinige ontwikkeling van hun verstand, en dat zij, vooralsnog, voor geen grooter geluk vatbaar zijn: elke wreedheid, hun door overmagt aangedaan, elke onregtvaardigheid, hun door hunne grooten veroorzaakt, dulden zij met eene zorgelooze onverschilligheid, welke aantoont, dat zij zich tot geene betere behandeling geregtigd oordeelen.
Het zoude bereids een groote stap tot verbetering zijn, indien in de eerste plaats niet elke overtreding of wanbedrijf met de slavernij of den dood gestraft werd; het ware beter, de zoodanigen, in den ketting geklonken, tot eenen tijdelijken dwangarbeid te veroordeelen. Door de alsdan veroordeelden konden de wegen in eenen beteren, bruikbaren staat worden gebragt, waardoor de onderlinge gemeenschap tusschen de verschillende districten bevorderd, de handel uitgebreid, en aan een aantal ledigloopers gelegenheid zou gege- | |
| |
ven worden, om een nuttig bedrijf of hantering uit te oefenen. In de tweede plaats behoorden, in stede van de thans plaats vindende barbaarsche gewoonte, om meisjes als 't ware te rooven, geregelde huwelijksverbindtenissen te kunnen worden aangegaan, waardoor veel zedeloos kwaad, door gewoonte thans gewettigd, zonde worden voorgekomen, en het vrouwelijk geslacht minder aan geweld en mishandeling blootgesteld zijn. Ten derde moest eene betere en geregelde erfopvolging worden ingevoerd. Het ware te wenschen, dat de zoo eenvoudige, maar tevens billijke wet: ‘het naaste bloed erft het goed,’ bij hen wierd aangenomen, in stede van de thans zoo onbillijke bepaling, dat de Vorst de eenige erfgenaam zijner onderdanen is, waardoor een aantal vrouwen en meisjes óf in slavernij weggevoerd, óf tot de schandelijkste ontucht gebragt worden. Een der krachtdadigste middelen, om algemeene nijverheid aan te moedigen en zorg voor het reeds verkregene aan te kweeken, is de zekerheid van eene vrije beschikking te hebben over zijne na te latene goederen; terwijl daarentegen de bewustheid van zijne eigendommen, na zijnen dood, aan den Vorst te zien vervallen, alle poging, om te verkrijgen, alle zucht, om te behouden, verbant. Eindelijk, ten vierde, konden de regten, vooral op van buiten ingevoerd wordende goederen, verhoogd worden, ten einde alzoo den Vorst schadeloos te stellen wegens het gemis van niet meer, zoo als thans,
uitsluitend erfgenaam te zijn zijner onderhoorigen, ten koste hunner naastbestaanden. - Deze en soortgelijke bepalingen daar te stellen, zou gewis de eerste stap zijn tot hunne maatschappelijke verbetering; maar om in hun zedelijk bestaan eene gunstige wending te weeg te brengen, daartoe zouden vooraf eenige pogingen dienen te worden gedaan, om hun door overtuiging een regt besef te geven van de ellende, waarin zij thans leven.
Nuttige kennis of wetenschap treft men zelden op Bali aan. Dit wordt veelal veroorzaakt door dat zij geen denkbeeld hebben, om de jeugd, in geregelde scholen, iets te doen onderwijzen, uitgenomen onder Mahomedanen, die er gewoonlijk eenig werk van maken, om het Arabisch aan hunne kinderen te doen leeren; de weinigen, die de Balinesche taal kunnen lezen en schrijven, hebben zulks meestal bij toeval verkregen, want geregeld onderwijs wordt er niet in gegeven: ook weet ik niet, onder hen, iemand aange- | |
| |
troffen te hebben, die het met gemak schreef, en op het eerste gezigt duidelijk en verstaanbaar kon lezen. Ik houd mij echter overtuigd, dat, indien een Europeesch Gouvernement de middelen wilde aanwenden, om dit volk, door de jeugd te doen onderwijzen, tot redelijker wezens te maken, het gewis in het volgende geslacht eene belooning voor de aan te wenden moeite zoude vinden. Zucht, om iets te leeren, heb ik bij hen, hier en daar, aangetroffen; dezulken behoeven alleen opwekking en aanmoediging; hunne tegenwoordige traagheid, en dikwijls onwil, om zich op iets nuttigs toe te leggen, wordt waarschijnlijk veelal daardoor veroorzaakt, dat zij er tot nog toe het nut niet van hebben ingezien.
De gewone ziekte, waarmede de ingezetenen op Bali bezocht worden, zijn sluipkoortsen, welke zelden gevaarlijk zijn, maar, door aanhoudende verwaarloozing hebbelijk geworden, eene groote verzwakking veroorzaken, en alzoo gevaarlijk kunnen worden. Deze koortsen heerschen het meest bij de verandering der moussons, doch wel voornamelijk bij het begin van den regentijd, waarschijnlijk omdat dan juist alle vruchten rijp zijn, in het gebruik van welke geen inlander immer eenige matigheid weet in acht te nemen. Deze koortsen gaan somwijlen gepaard met hevige pijn in hoofd en maag. Tot die hoogte gerezen, heb ik ze meestal dagelijks afgaande koortsen gevonden; eenige weinige poeders calomel en antimonium waren gewoonlijk voldoende, om de hevigste aanvallen terstond te doen bedaren, waarna de lijder dan ook meestal spoedig genezen was. Wij ontmoetten enkele lijders, die, langdurig door aanhoudende koortsen bezocht, gevaarlijk schenen te zijn; telkens bij hernieuwing terugkomende aanvallen hadden hen zoo geheel verzwakt, dat de minste beweging in de lucht hunne zenuwen gevoelig aandeed; ook waren deze zeer onderhevig aan roodeloop en de daarmede gewoonlijk gepaard gaande zwaarmoedigheid. Deze waren de ergsten; en ik heb geen lijder aangetroffen, wiens ziekte zoo schielijk toenam, en zoo dadelijk hopeloos werd, als gewoonlijk het geval is met dezulken, die door de Bataviasche koortsen aangetast worden.
Op Bali worden vele menschen door de kinderziekte weggesleept. Alleen op Baliling waren in het afgeloopen jaar zevenhonderd menschen aan die kwaal gestorven. Van dezulken, die aangetast worden, rekent men gewoonlijk, dat
| |
| |
een derde er de flagtoffers van worden. Ook zijn zij er zoo bevreesd voor, dat gedurende den tijd, dat de kinderziekte heerscht, alle bezigheden ophouden; men schuwt elkander; men ziet niemand langs de wegen, zoo wel op het land, als in de dorpen; ieder sluit zich met het weinige voedsel, dat hij bij toeval in huis heeft, liever op, dan zich naar buiten te begeven, en gevaar te loopen van door de kinderziekte aangetast te worden. De ziektestof, door middel van inenting, op een daartoe wel voorbereid ligchaam voort te planten, was bij hen ten eenemale onbekend, en streed zoodanig tegen den afkeer en de vrees, die zij voor die ziekte hebben, dat van een aantal kinderen, aan welke wij de kunstbewerking van de vaccine, door ons tot dat einde medegenomen, wenschten te doen, slechts twee door hunne ouders werden aangeboden; alle anderen gaven te kennen, dat, daar de ziekte nu niet heerschte, er ook geene reden was, om er eenige middelen tegen te gebruiken. Onze voorstellingen, dat het middel, hetwelk wij hun aanboden, als een behoedmiddel moest beschouwd worden, en dat wij alle degenen, welke er zich aan onderwierpen, waarborgden, dat zij, bij eene volgende verschijning van de ziekte, door dezelve niet zouden worden aangetast, hadden op hen geenen invloed: wat wij hun te kennen gaven, was blijkbaar boven hun begrip, en alzoo vertrouwden zij het ook niet.
De sterfte op Bali staat in een geëvenredigd verband met de geboorten; ik zoude zelfs geneigd zijn, om te denken, dat de laatsten de eerste overtreffen, alzoo, ongeacht de langdurige oorlogen, welke zij onderling voeren, de vele menschen, die er door sluipmoord sneven, gevoegd bij het groot aantal, welke er op hoog gezag ter doed gebragt of als staven verkocht worden, geene zigtbare vermindering op de bevolking te weeg gebragt wordt. Slavernij bestaat op Bali in de volle, uitgestrekte beteekenis van het woord, alzoo alle misdadigers, die niet onmiddellijk ter dood gebragt worden, alsmede alle ongelukkige of behoeftige vrouwen, en zelfs verlatene kinderen, die door den dood hunner ouders hulpeloos en onverzorgd zijn, het onmiddellijk eigendom worden van den Vorst, die over hun lot naar welbehagen beschikt. Een gedeelte moet voor hem werken; anderen worden uitgezonden, om eenen kleinen handel te drijven, waarvan zij slechts een gering gedeelte van de behaalde winst voor zich mogen behouden; jonge meisjes moeten op eene nog veel schandelijker wijze
| |
| |
haar brood verdienen; terwijl ook in dit geval de Vorst zich niet schaamt, om van het aldus door schande en ontucht verdiende geld zijne schatting te heffen. Wanneer alle deze ongelukkigen oud worden, of van geen nut meer kunnen zijn, of wel zich aan eenig misdrijf schuldig maken, is het onder zulk een bedorven en zedeloos volk niet moeijelijk, iemand te vinden, die den Vorst zelfs met zijne kris ten dienste staat. Velen van deze slaven worden, uit zucht tot gewin, aan de Chinezen verkocht, die hen, gewoonlijk met eenige winst, weten van de hand te zetten aan de bevelhebbers van Nederlandsche of Fransche schepen. Te Bali Badong is van wege het Nederlandsche Gouvernement een Agent geplaatst, die in last heeft, 's jaarlijks voor de armee op Java duizend man op te koopen, tegen twintig Spaansche matten per kop. In de laatste twee jaren heeft omtrent de helft van dit getal aan dat Gouvernement twintigduizend Spaansche matten gekost, het transport en andere onkosten daaronder begrepen. Jong en sterk volk wordt alleen aangenomen, ouden of gebrekkigen niet. Zoodra er een behoorlijk getal weluitgezochte mannen bij elkander verzameld zijn, worden zij ingescheept en naar Sourabaya gebragt; zelden komen er eenigen van hen terug, schoon zij op Java wél behandeld, en na verloop van hunne dienstjaren als vrije menschen ontslagen worden.
In het vorige jaar zijn op Bali twee Fransche schepen van Mauritius ten handel gekomen, welke te Bali Badong en te Pahang Cove omtrent 500 slaven opgekocht en medegenomen hebben. Zij kozen, bij uitsluiting, vrouwen en aankomende jongens; volwassene mannen weigerden zij. Voor eene jonge vrouw betaalden zij tot 150 ropijen; voor die van middelbaren leeftijd 50; oude vrouwen wilden zij niet. Deze twee Fransche schepen drijven eenen geregelden slavenhandel, komende gewoonlijk in het begin van het jaar, en vertrekkende weder in Maart. Zij maken zich hierdoor zeer schuldig en verdienen gestraft te worden, ten minste belet, dezen schandelijken handel verder te drijven.
Het Nederlandsche Gouvernement zal waarschijnlijk aan het bedrijf van zijnen Agent, op deszelfs naam verrigt, wel eenen anderen naam geven, en het zelfs mogelijk wel eene menschlievende daad noemen, naardien, door zoo te handelen, velen dezer ongelukkigen van slavernij en sommigen zelfs van eenen geweldigen dood gered worden; maar een onpartijdig
| |
| |
beoordeelaar zal aan hetzelve geenen anderen naam kunnen geven, dan - handel in menschen. Wat ook het oogmerk of de drijfveer moge zijn, de daad is in de uitkomst dezelfde. Op Bali en op de kusten van Afrika worden dezelfde banden losgerukt, dezelfde smart geleden. Het is een handel in menschenvleesch!
Daarenboven kunnen velen der aldus verkochte menchen wel geene boosdoeners geweest zijn. Door den uitgeloofden prijs van twintig Spaansche matten aangemoedigd, heeft de Vorst een persoonlijk belang in elk vonnis, dat hij slaat. Tot hoe vele onregtvaardigheden en willekeur geeft dit geene aanleiding! Daar de keus zich eeniglijk tot jonge, gezonde en sterke mannen bepaalt, moeten de te leveren voorwerpen juist uit eene klasse van menschen gekozen worden, die de kern der natie kan genoemd worden, en welke de middelen in zich hebben, om voor hun eigen levensonderhoud te zorgen.
Te voren werd de slavenhandel tusschen Java en Bali zeer sterk gedreven, echter niet door het Gouvernement, maar door bijzondere personen; doch meer verlichte denkbeelden, door de Europesche volken ten aanzien van dien, den mensch onteerenden handel, sedert geruimen tijd aangenomen, en waarin de Nederlanden zoo ruimschoots deelden, hebben dien doen verbieden.
Er hebben zich nimmer eenige Europeanen op Bali-nedergezet, uitgenomen een Agent van het Nederlandsche Gouvernement, die op Bali Badong zijn verblijf heeft.
Ik twijfel, of het wel iemand zoude geweigerd worden, om zich aldaar als koopman te etablisseren, en vertrouw ook, dat men er wel eenige zekerheid voor persoon en goederen zoude vinden; doch hij, die het onderneemt, moet zich niet voorstellen, dat hij er die welwillendheid en medewerking bij den inlander zal aantreffen, waardoor zich de ingezetenen van Europesche koloniën zoo gunstig onderscheiden.
Steunende op hunne magt en onafhankelijkheid, is het te verwachten, dat de ingezetenen ten aanzien van enkele Europeanen, die zich onder hen zouden nederzetten, onbeschoft en onhandelbaar zouden zijn; vele onregtvaardigheden zoude men dagelijks ondervinden, en, zoo men het ongeluk had zich te vergeten, of zijne regten te willen doen gelden, zoude men gevaar loopen van bij dç magthebbende authoriteiten geen' steun te vinden, en alzoo het kwaad erger maken; daarenboven is het waarschijnlijk, dat men veel tegenwerking zou- | |
| |
de ondervinden bij alle Chinesche, Boeginesche en Mahomedaansche handelaars, die zich aldaar vroeger reeds hebben nedergezet, en wier belang het is, dat zij alle mededinging zoo veel mogelijk tegengaan, ten einde de soms zeer aanmerkelijke voordeelen, die zij uit dien handel trekken, noch gekend noch met anderen gedeeld worden.
Verscheidene voorvallen zijn mij verhaald van de verregaande ontrouw en wreedheden van dit volk, ten aanzien van Europeanen, die bij hen kwamen handeldrijven. Vijf of zes jaren geleden is een Engelsch Kapitein, die te Pahang Cove ten handel gekomen was, vermoord geworden. Hij had zijne lading, tot een vrij aanzienlijk montant, aan den Chinees Shabandhaar verkocht, zonder dat er eenige wil of mogelijkheid aan de zijde des koopers bestond, om te betalen. Des Kapiteins dood maakte een einde aan alle de moeijelijkheden, daaruit ontstaande; terwijl de authoriteiten, van alles ten volle onderrigt zijnde, den Chinees, waarschijnlijk niet zonder reden, in het vrij en ongestoord bezit van zijnen aldus verkregen' rijkdom lieten. De wijze, waarop deze Chinees den Kapitein om het leven bragt, was verschrikkelijk. De Chinees had den Kapitein bij hem ten maaltijd genoodigd. Men plaatste hem aan tafel op een' planken vloer, waaronder te voren een gat gegraven was. De niets kwaads vermoedende Engelschman dronk zich eenen roes. In dien staat deed men hem in den kuil nedertuimelen, en men begroef hem levend. Geene sporen van zijn lijk gevonden wordende, gaf men hem op, als waarschijnlijk door een of ander toeval omgekomen; zoodat het schip, na lang vruchteloos gewacht te hebben, eindelijk, zonder voldoening te erlangen, weder heeft moeten vertrekken.
In het afgeloopen jaar kwamen twee jongelingen van een ander district te Baliling, en wandelden van daar verder op tot Soengy Radjah, alwaar eene zeer volkrijke markt wordt gehouden, doch welke nimmer door een' vreemdeling mag bezocht worden, alzoo de vrouwen aldaar gewoon zijn den handel te drijven, waarbij zij bijna geheel naakt zijn, in welken staat men niet gedoogt, dat zij door vreemdelingen gezien worden. De twee jongelingen, zoo even gemeld, schoon daar tegen gewaarschuwd zijnde, trotseerden echter alle gevaar, en drongen door tot midden op de markt, alwaar zij eenige vruchten kochten. Naauwelijks waren zij zoo verre gekomen, of een hunner werd door het hart gestoken; ter- | |
| |
wijl de tweede, die trachtte te ontvlugten, in den rug gewond werd: de eerste bleef op de plaats zelve dood, en de andere stierf, drie dagen daarna, aan de gevolgen van zijne wonden; beide de lijken werden op het Chinesche kerkhof begraven, zonder dat er iemand zich verder mede bemoeide.
In Februarij 1829 had de Kapitein van een koloniaal vaartuig bijna het leven verloren. Onbedacht loosde hij zijn water op eene heilige plaats, bij hem als zoodanig onbekend. Terstond waren honderden van krissen getrokken en op hem gerigt. Hij outkwam gelukkig het gevaar, door in het huis van den Nederlandschen Agent de wijk te nemen.
Weinig tijds daarna geraakte een Nederlander in groot gevaar, alleen door aan de vrouw van een' der inlandsche hoofden, welke daar handel dreef, te vragen, om hem eene Spaansche mat tot klein geld te verwisselen. Gelukkig wierp men eene koehuid tusschen hem en zijnen vervolger, waardoor hij gered werd, en tijd had, om zich aan boord van zijn schip te begeven. De koe, namelijk, wordt door de Baliërs als heilig beschouwd. Geen hunner zal het wagen, eenig gedeelte van dat dier ligtzinnig te behandelen.
Een Scheepskapitein, die vijftien reizen op Bali ten handel gedaan had, zeide mij, dikwijls in gevaar van zijn leven geweest te zijn, en zulks meestal wanneer hij zich beklaagde over bedriegerijen in het toemeten of afleveren van gekochte goederen.
Ik zelf heb meermalen eene onheusche en zelfs onbeschofte bejegening ondervonden, zonder dat ik in het minste kon nagaan, wat den euvelmoed konde hebben gaande gemaakt. Soortgelijke behandelingen heb ik nimmer van een' inlander in eene Europesche kolonie ontmoet noch gehoord. Volkomene zekerheid voor lijf of goederen is dus op Bali noch voor den koopman, noch voor den eenvoudigen reiziger, die eeniglijk uit weetgierigheid het land bezoekt, te vinden.
(Het vervolg hierna.) |
|