Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1832
(1832)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 612]
| |
verschaft, en die elkander zonder tusschenpoos opvolgen sedert den 18 Julij 1831, heeft veel volks getrokken, begeerig om, bij het maanlicht, de zwaarmoedige gelaatstrekken van hunnen aangebeden Vorst te beschouwen. Op zijn best heeft men, door middel van eene gemoedelijke schifting, uit dit uitgelezen gezelschap eene quadrille, pover genoeg, kannen zamenstellen. De Dames, welke, ten gevolge van het enge schoeisel, met eksteroogen gekweld waren, hadden niet weinig te lijden van de onbekwaamheid der dansers. De nieuwsgierigen hielden den hoed op het hoofd, gelijk het den nieuwsgierigen burgers betaamt, die aan de vrees voor eene verkoudheid de bewustheid hunner regten paarden, en zich noch wilden verkouden, noch vernederen. Een dezer fabriciussen uit de rue des Marolles, verzocht om zijne kasket af te nemen, beantwoordde zulks met het Constitutie-artikel in te roepen. Men deed hem opmerken, dat leopold-zelf ongedekt was. Hij antwoordde, dat leopold eene pruik droeg, en dus geenerlei gevaar liep. Wij voor ons gelooven, dat deze eerzame burger dwaalde. Leopold draagt eene valsche toupet; maar het grootste deel van zijn achterhaar behoort hemzelven toe. In dit geheel vaderlandsche gezelschap had zich ongelukkig een vrij groot getal van die bijzondere personen gemengd, die de onschuldige kwinkslagen van den Heer bosco ernstig opvatten, - van die praktikale St. Simonisten, die, den eigendom als een misbruik beschouwende, eens anders zakken als de hunne aanmerken; revolutionairen op hunne wijze, die - niet stelen (dat woord is te gemeen), maar de kapitalen verplaatsen, ten einde den omloop te bevorderen. Wij kunnen niet stellig verzekeren, dat het Septembermannen waren. In afwachting van nader berigt deswege, ziehier intusschen het naauwkeurig bulletin van hunnen nachtelijken veldtogt, 't welk wij hopen eerlang in den Moniteur weder te vinden: Aan den Generaal Baron d'hooghvorst heeft men zijne gouden snuifdoos ontstolen; aan den Generaal olivier eene zilveren; aan den Heer mercq zijne beurs; aan den Heer bosselard zijnen horlogieketting en zijne snuifdoos; aan eenen Kapitein der Infanterie zijne beurs; aan eene jonge Dame, opzettelijk van Antwerpen gekomen, eene bracelet; aan eene andere eene shawl, enz. enz. enz. Wij meenen na het bovenstaande onze lezers te moeten doen opmerken, hoezeer de betoonde onverschilligheid van het verzamelde gezelschap en de overvloed van zakkerollers bewijzen, dat het Koningschap zich populariseert en dat de zedelijkheid des Volks zich volmaakt! Op de feesten, welke men aan Koning willem gaf, vond leder een eerlijk man, met welken hij kon praten, en kwam men altijd met zijn' zakdoek thuis. - Het vuurwerk was zeer fraai. Alleen leopold was niet voldaan. De reuk van het kruid scheen Zijne Majesteit te hinderen. |
|