Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1832
(1832)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBrief aan den redacteur der Vaderlandsche Letteroefeningen.Weledel Heer!
Er is bij a.f.h. smit, te Rotterdam, een werkje van de pers gekomen, getiteld: Het Nicotiaansche Kruid, en Uitzicht op mijn Dood, van wijlen Mr. willem bilderdijk. Voorafgegaan door een Levensbericht des Dichters. Dit werkje lezende, vond ik op bladz. 39 van het Levensberigt eene aanteekening, die mij van te nabij raakt, dan dat ik daarop stil kan zwijgen. Zij luidt: ‘Men leze daarover (het bijzonder taalstelsel van bilderdijk) zijne Taalkundige Verscheidenheden, zijne Spraakleer, Woordvorsching, enz. maar - men hechte vooral niet aan het Woordenboek voor de Spelling van Mr. willem bilderdijk, in 1829 uitgegeven, dat dikwijls op een dwaalspoor leiden zou, en aanwijzingen bevat, lijnregt strijdig met zijne uitgedrukte gevoelens; waardoor onkunde of boosheid aanleiding zou kunnen vinden, om den roem des grooten Taalkenners te bezwalken, en hem als tegenstrijdig met zich-zelven voor te stellen. Doch dat Woordenboek is ook nimmer door hem-zelven vervaardigd geworden.’ Daar dit Woordenboek door mij is uitgegeven, zie ik mij door deze gewaagde bewering van een' onbekende in een | |
[pagina 516]
| |
daglicht geplaatst, als hadde ik uit winstbejag een werk op bilderdijk's naam doen drukken, waardoor zijn roem bezwalkt zou kunnen worden. Behalve nu dat ik mij aan deze ongeoorloofde handelwijze niet bezondigd heb, en ik hem als Dichter en Geleerde te zeer waardeerde en als Vriend te innig lief had, dan dat ik op zijnen naam een boek in de wereld zou gezonden hebben, hetwelk aan onkunde en boosheid wapens in de hand spelen zou om den grooten man te bestrijden, was het alleen op menigvuldig aanzoek van taalliefhebbers, die zijn stelsel aankleefden, dat ik den Heere bilderdijk in bedenking gaf, of het tot algemeener making van zijne taalregels niet raadzaam zoude zijn, om aan zijne vele door mij uitgegevene taalkundige werken ook een Woordenboek voor de Spelling toe te voegen. Zijn Ed. beaamde dit volkomen, en, ten gevolge daarvan, was het bilderdijk zelf, die de kopij voor dit Woordenboek voor de pers gereed maakte, en er de drukproeven van corrigeerde. Tegen mijne gewoonte, heb ik zelfs die drukproeven bewaard, omdat daarin zoo important veel nieuwe woorden door hem ingevoegd zijn, dat zij wezenlijk een gedeelte van de oorspronkelijke kopij uitmakenGa naar voetnoot(*). Indien deze verzekering den schrijver van het Levensberigt nog niet genoegzaam moge zijn, om hem van zijnen groven misslag te overtuigen, zoo gelieve hij zich de moeite te geven ten mijnent te komen, om zoowel de kopij van bilderdijk's hand, als zijne correcties in de proeven, in oogenschouw te nemen. Met dezen brief te plaatsen, zal niet alleen mij, maar, dat meer zegt, het letterlievend Publiek, dat niet misleid moet worden, eene wezenlijke dienst gedaan worden. Ontvang, Mijnheer de Redacteur! de verzekering der hoogachting van
Amsterdam,
Uwen zeer gewilligen Dienaar
|
|