Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1832
(1832)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBijvoegsel tot het artikel Otto Clant, voorkomende in de Vaderlandsche Letteroefeningen, 1832, No. V.De vermelding van den Vaandrig otto clant, op bl. 165 van het Leven van van speyk, door wijlen den hoogst verdienstelijken jacobus koning, van nieuws de aandacht getrokken hebbende op den te zeer vergeten GroningschenGa naar voetnoot(*) Held, die, in Louwmaand 1586, te Buxum, in Vriesland, de trouw, aan zijn Vaandel gezworen, met den dood bezegelde, geloof ik, dat, aan de eerste plaats, eenig berigt omtrent deszelfs Afkomst niet ongepast zal schijnen. Ik vind mij tot mededeeling van hetzelve in staat gesteld, door de heuschheid van den Heer Staatsraad, Baron van der borch van verwolde. Diens Overgrootvader, frederik wilhelm van der borch, in 1671 als Vrijwilliger in Statendienst getreden, en, na in 1672 op eigen kosten eene compagnie Cavallerie te hebben aangeworven, in 1677 Kolonel van het Groninger Regement geworden, huwde, in October 1684, met josina | |||||||||||
[pagina 500]
| |||||||||||
clant, Dochter van johan clant van stedum, Heer tot Stedum, Nittersum, enz. enz. Jonker en Hovelink in de Ommelanden, en Gecommitteerde ter Vergadering van Hunne Hoog Mogenden. De Achterkleinzoon kwam hierdoor in 't bezit van genealogische en andere papieren, betreffende de Familie clant; welk Geslacht, uitwijzens dezelve, van de vroegste tijden af in het Groningsche t'huis behoorde, en aldaar in aanzien en vermogen gebloeid heeft. De Vaandrig otto had tot Overgrootouders egbert clant en teetke van nittersum, eenige Dochter van eppo van nittersum en baewe schulting. Zijne Grootouders waren otto clant tot Scarmer en anna rengers; zijne Ouders frans clant en teetke douma. Hij had drie Broeders. Een van dezelve, frans, was mede Vaandrig. Otto zelf stierf ongehuwd, en zegel noch handteekening is tot nu toe van hem gevonden. Behalve de genoemde Geslachten, rengers, en douma, hebben ook de gockinga's en lewe's betrekking tot onzen Vaandrig. Men vindt, ter zijde van eene Genealogie op fransijn, aangeteekend: ‘Ayckke Gockinga leevede in het jaer 1364. Genereerde I Sone Eppo die welke langen tydt met die stadt van Gröningen gepleitet vnd georloget hebbende is eindtlick bedrieglikc van die Gröninger dör soete woorden, als wilden sie peis met hem maken (in die stadt van Gröningen gekomen synde) in die gefanckenisse gelecht tot dat hy starf. Deesen quam tho het groete Olde Ampt, in welcke sint 15 dorpen, liggende an die Eemes, het welcke die Gröninger nae syn doodt onrechtfeerdichlick met gewalt an die stadt van Gröningen gebracht hebben, vnde noch op deesen dach, die bueren in groete slauernie houden. I Dochter Teetke, haer man hiet Anleef Nittersum, genereerde eenen eenigen soon Eppo Nittersum, deese heilickte Bieuwe Schultings, Luert Schultings eenige dochter, haer man was Egbert Klant, Otto Klants vaeder.’ Vóór de woorden: ‘haer man was’ is hier in de pen gebleven: ‘genereerde eene eenige dochter Teetke Nittersum.’ Deze woorden staan in den tekst der Geslachtstafel; waar ook baewe - en niet biewe schultings wordt gelezen. | |||||||||||
[pagina 501]
| |||||||||||
De Ouders van evengemelden egbert klant (tot Stedum, Scarmer, Uithuizen, Losdorp en Usquert; Ridder) waren allart klant tot Scarmer, en geese, of grete, (margreete in ééne der Geslachtslijsten) leewen. Allart was in 1468 Hovesman, en in 1470, 1474 en 1477 Burgemeester van Groningen, waar de Schieringers, op den eigen dag - den 24 October 1413 - niet alleen zijn' Broeder hendrik, in diens woning, de schoone Gevel genaamd, om hals bragten, maar ook twee van zijne Vaderlijke Ooms, johan en wibrant, ter stad uitdreven, en eenen derden, albert, in zijn huis vermoordden, terwijl hij zijnen middagmaaltijd hield. Blijkens het voorgaande, was dus de schakel der Geboorten, van allart clant tot op den Vaandrig otto, als volgt:
Eene Geslachtstafel spelt klant; twee anderen spellen clant; op de laatste wijs vind ik ook den naam geschreven onder het wapen der Familie, bij ferwerda. Bij onze Schrijvers is mij het volgende opzigtelijk onzen otto voorgekomen: Hooft, het noodlottig gevecht bij Buxum mededeelende, zegt: ‘De vendrigh Otho Klant, te fors om leevendigh van zijn vendel te scheiden, weigherde zich gevangen te geven, en starf gewonden daarin.’ Van reyd heeft: ‘De venrich Otto Klant wordt bovenal geprezen, die sich niet wilde ghevangen gheven, maer sterf, int vendel ghewonden zynde.’ Halma schrijft: ‘Eenige Friesen, daaronder Klant, hadden de Kerk ingenomen: de Spaanschen boden hun quar- | |||||||||||
[pagina 502]
| |||||||||||
tier aan, maar hij dat versmadende, volhardde in 't strijden, tot dat geene uitkomst ziende, zich in 't vaandel wondt en doorstoken wierd.’ Bij bor vindt men deze woorden, blijkbaar uit een zeer gebrekkig verslag ontleend en geen' zin opleverende: ‘Otto Clant, de Luitenant, hem seer mannelick weerende, en eenige anderen, soo die op de walstad beset waren, en sich niet wilden opgeven, schonk Taxis het leven.’ Wagenaar zwijgt van clant, schoon hooft en van reyd, bij den strooptogt van taxis, aanbalende. Ook van meteren gedenkt denzelven niet. Men bespeurt duidelijk, dat de dood van clant door den Schrijver is verward met dien van Graas oswald van den berg. Deze, bij 't gevecht van Buxum, een buitgemaakt Vriesch Vaandel in de hand hebbende, werd van de zijnen voor vijand aangezien en gedood. Wagenaar en halma, van het voorgevallene te Buxum gewagende, halen ook strada en winsemius aan; geen van beiden zijn mij ter hand.
Wildenborch,
a.c.w. staring. |
|