smet waren, opgevuld, vaartuig over de Roodezee; en hij meent, dat alleen de koorts, waaraan hij toen sukkelde, hem voor de aansteking bewaard heeft. Ook merkte hij op, dat alle de genen, die de zeeziekte kregen, niet besmet werden. Dus schijnt het beste middel tegen de pest eene andere ongesteldheid te zijn.
Van groot belang, uit een staatkundig oogpunt beschouwd, is hetgene burckhardt over den volkshaat der Arabieren tegen de Turken zegt. Eerstgenoemden houden zich voor veel edeler, gelijk zij dan ook inderdaad fijner van gelaatstrekken, vlugger en geestrijker zijn. Hunne zeden zijn, gelijk die der vrolijke zuidlanders, van die der minder opgeruimde noordlanders onderscheiden. Even zoo zeer verschilt hunne spraak. De Turken zijn bij de Arabieren zoo gehaat, dat men zelfs den Sultan, bij wijze van woordspeling, den Verrader noemt; hij voert, namelijk, onder zijne vele titels ook dien van Khan, en khan beteekent in het Arabisch: hij verraadt. De Turken, die zich in Egypte, Syrië en Griekenland ten uiterste wreed gedragen, wachten zich wel, hetzelfde in Arabië te doen; want zij weten, dat zij den slag, dien zij eenen Arabier geven, met woeker terug bekomen. Daarom laat ook mehemet ali de strengste krijgstucht houden. Burckhardt zegt, dat de heerschappij der Turken in Arabië moet ophouden, zoodra Egypte door een zwakker bestuur, dan dat van mehemet ali, geregeerd wordt; en dan zullen de Arabieren bloedige wraak nemen. De heerschappij der Osmanlis zal in Hedsjas waarschijnlijk met veel bloedvergieten eindigen.
Hoe slecht het in 't algemeen met het Mahomedismus gesteld is, blijkt uit alle berigten, die burckhardt mededeelt. De vereenigde invloed van Islamismus en dwingelandij heeft bijkans alle deugd vernietigd, en slechts lage hebzucht overgelaten. Deze hebzucht is het, die in het Oosten nog veel meer, dan in het Westen, het maatschappelijk leven vergiftigd heeft. Geld is de eenige hefboom, die den Oosterling in beweging brengt: kunsten en wetenschappen zijn in het diepste verval. Geldwinnen gaat bij hen boven alles. Geene middelen daartoe worden schandelijk geacht. Daar zij genoodzaakt zijn, hunnen rijkdom te verbergen, om niet zelve beroofd te worden, zoo komen bij loerende hebzucht nog vrees en huichelarij, die de menschen ten eenemaal bederven. Reizigers, welke vlugtig, zonder de volktaal te