Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1832
(1832)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe straat Toledo te Napels.Fremdling, komm in das grosse Neapel, und sieh's, und stirb! De Toledo-straat is de hoofdstraat der gansche koninklijke stad, en evenaart het fraaiste gedeelte van Venetië. Men heeft er een treffend gezigt van het tooverachtig leven te Napels. Deze straat loopt van het koninklijk paleis, dat op het prachtige schouwspel van den Vesuvius uitziet, in eene aanmerkelijke breedte, bijna regtlijnig, de geheele stad door. Even als een hoofdstroom, neemt dezelve de van de hoogte afkomende straten op, en schiet aan den anderen kant zijtakken af, die naar zee, naar het mastbosch in de haven, naar het | |
[pagina 458]
| |
bonte gewemel en luide geraas op de vischmarkt, en voorts ook naar de prachtige villa reale, het bekoorlijkste gedeelte van Napels, loopen. De vreemdeling leert weldra aan de hoogte of laagte der stadswijken zijn standpunt kennen, en zich alzoo in den doolhof van wegen vertrouwen, die van verschillende kanten op de Toledo-straat uitloopen. - Doorwandelen ook wij deze koninklijke straat, die zeker door geene andere in Europa wordt overtroffen. Hooge huizen van vijf tot zes verdiepingen, met platte daken, van waar men een heerlijk gezigt over geheel Napels en den omtrek heeft, staan aan beide kanten van deze lange, breede straat. Op alle verdiepingen, bijna voor elk venster, ziet men ligte balkons van ijzeren staven, welke, door eene menigte van bloemen versierd, niet alleen derzelver eenigzins somber voorkomen verliezen, maar zelfs, vooral op een' feestdag, als zoo vele zwevende bloemkorven zich vertoonen. Eenvoudige, regelmatige gebouwen wisselen af met de daartusschen zich verheffende paleizen, vol znilen en standbeelden, en met de middeleeuwsche pracht der kerken. Doch niet lang vestigt zich het oog des vreemdelings op die prachtige voorwerpen in de hoogte; het joelende gewemel des bonten levens te Napels beneden op straat trekt gedurig zijne aandacht. Daar ziet men onafgebrokene rijen van fraaije winkels, waar, deels achter vleugeldeuren van geslepen spiegelglas, deels achter de schoonste draperiën van zijden en andere stoffen, eene rijke markt van allerlei voortbrengselen der natuur en kunst gehouden wordt. De zonderlingste afbeeldingen en opschriften met gouden of kristallen letters, welke in den zon als diamanten schitteren, wekken de nieuwsgierigheid der koopers, en de fraai gekleede camerieri (winkelbedienden) van beide geslachten noodigen met de zoetste woorden uit tot het beschouwen van alle deze heerlijkheden, welke in geen ander gedeelte der wereld te bekomen zijn, en waarover geen Koning of Keizer, naar hun zeggen, zich zou behoeven te schamen, om ze als geschenken aan te bieden. Daarnevens zijn de net geschilderde koffijhuizen, sorbetto-winkels en gaarkeukens, van huisraad naar den nieuwsten smaak voorzien. Stoelen en tafels staan tot op straat, alwaar de gasten onder uitgespannen tentdoek zitten. Uitkramers van nieuwigheden, vrolijke snaken en vreemdelingen brengen hier al snappende den dag door, of vermaken zich met het gezigt van den nimmer stilstaanden stroom van men- | |
[pagina 459]
| |
schen, welke van den morgen tot diep in den nacht steeds voortduurt. Lieden van allerlei landaard, in hunne onderscheidene kleederdragten, vertoonen zich onder de woelende menigte. Voorts ziet men in twee of drie lijnen heen en weder zich bewegen allerlei soort van rijtuigen, van den staatsiewagen en den vergulden curriculo tot de met eenen ezel bespannen kar van den Lazzarone, die in zijn kluizenaarskapje met gillende stem de voortreffelijkheid van zijn ooft uitschreeuwt, dat zelfs in het Paradijs niet beter groeit! Karavanen van ezels en muilezels, de een steeds aan den poot of staart des anderen gebonden, worden er door gedreven. Langhalzige Engelschen, die op levende geraamten van Italiaansche huurpaarden rijden en altijd iets te berispen vinden, geraken mede daaronder, en vloeken hun God dam. Uitgehongerde lastdieren en ander vee schreeuwen erbarmelijk door elkander; maar de wandelende kraam- en kijkkastdragers, de uitventets van waren, de herauten van trekkende troepen tooneelspelers en goochelaars overstemmen dezelve nog: want hier wordt alles met eene krassende en doordringende stem uitgeroepen. Men wijkt voor een' wagen of voor een' troep ezels, en geraakt ter zijde als in een' doolhof, daar alle bedrijven openlijk op straat verrigt worden. De huizen staan bij dag ledig; de bewoners benevens de gereedschappen zijn op straat en in volle werkzaamheid. Alle tooneelen van het huiselijk leven, krakeel, geschreeuw en kloppartijen, hebben daar buiten plaats; doch niemand der voorbijgangers stoort er zich aan. In weerwil van die wonderlijke verwarring, loopt toch alles zoo geregeld af, als een weluitgevoerde dans. Ieder redt er zich gelukkig door, en bijkans nooit komt er een ongeluk. Slechts zelden hebben er harde botsingen plaats, ofschoon de koetsiers als bezetenen rijden, en het volk met Italiaansche haast overal door elkander dringt en in verschillende rigtingen spoedt. De vreemdeling wordt gestompt en gestooten; maar hij gevoelt het niet, dewijl er zoo veel is, dat zijne zinnen bezig houdt en bekoort. Hier zijn gansche piramiden van druiven, zoo sappig en doorschijnend, als slechts de Italiaansche hemel ze voortbrengt; daar gloeijen hem uit bladeren van verschillend groen, in de liefelijkste schakering en kunstig in de korven gevlochten, de kostelijkste meloenen, citroenen en oranjeäppels tegen. De lippen branden van de hitte der zonnestralen, van het fijne stof, en van den | |
[pagina 460]
| |
droogen, verzengenden wind. Men gevoelt dringende behoefte aan verkwikking. Duizend stemmen prijzen en bieden verfrisschende waren aan: ‘Signore! neem van mij! - Excellenza! geen Koning heeft betere vruchten op zijne tafel!’ Zoo wordt er aan alle kanten geroepen, en de vreemdeling, zoodra hij slechts beweging maakt, om iets te koopen, ziet zich omringd door eene menigte verkoopers. Daarbij komen dan zwermen van bedelaars onder allerlei gedaante, die erger, dan muskiten, op den buitenlander aanvallen. - Vergulde, bont beschilderde fruitwinkels pralen overal op de hoeken der straat. De vreemdeling houdt dezelven op het eerste gezlgt voor zoo vele kapellen of bedeplaatsen der Napelsche vroomheid. In gedaante gelijken ze aan de draagbare altaren bij processiën, met eene soort van tabernakel op kleine zuilen vol gesneden beeldwerk van Engelen en Heiligen. Niet zelden tochGa naar voetnoot(*) ziet God de Vader zelf, met een driepuntig hoedeken op het hoofd, van daar uitnoodigend neder. Hoe meer overladen en hoe bonter, des te meer welkom aan de levendige verbeelding des zoons van het Zuiden, en het geheel heeft voor vreemdelingen de bekoorlijkheid van het geheimzinnige. Binnen staan de vruchten, in eene orde, die den trek opwekt, onder verkoelende waaijers van frissche boomtakken, hoog opgestapeld. De Heilige nu daarin is dikwerf een kastanjebruine fruitverkooper, of eene rimpelige oude vrouw met Heidensche gelaatstrekken; doch ook meermalen geeft eene jeugdige Napelsche schoone meer bekoorlijkheid aan den beker met verkwikkend citroensap, en hare vurige oogen verwekken steeds nieuwen dorst. Zoo vervliegt het eene uur na het andere, zonder dat men uit de Toledo-straat komt, waar de menigte nog blijft toenemen; want nu volgen eerst de voornaamste vettooningen van den dag voor de Napolitanen en voor de rondwandelende buitenlanders. Een sterk gemompel verheft zich in de verte, en groeit allengs aan tot een zoo vervaarlijk geschreeuw, dat een vreemdeling zich de ooren digt houdt - het is de processie eener Broederschap! In lange, rondom geslotene domino's met kappen, waar de oogen slechts door twee glazen zien, trekken de witte of zwarte rijen der monniken met ongemeen groote rozekransen, en hunne bonte vanen en standaards voorop, door de straten; dikwerf voeren zij ook de beelden hunner Patronen, met bloemen en loof bekranst, | |
[pagina 461]
| |
mede. Lediggangers en bedelaars sluiten zich in menigte aan den trein. Het volk knielt en slaat zich op de borst. De aandacht is echter niets minder dan algemeen; gansche groepen blijven met naauwelijks geligten hoed gapende staan, of spotten zelfs, vooral wanneer eenig toeval den plegtigen omgang in de war brengt. Oogenblikkelijk is alle oplettendheid daarvan afgetrokken, zoodra een driemaal herhaald trompettengeschal en trommelslag het gewone morgentogtje van Z.M. den Koning en de koninklijke familie uit het paleis naar Capo di Monte of naar eenig ander lustverblijf aankondigen. Nu wemelt en dringt alles verward door elkander. De balkons worden levendig, en menig vonkelend oog schittert, als eene ster, van onder den half teruggeslagen sluijer in het gedrang neder. Over het dunne ijzerwerk der tralievensters vertoonen zich de schoone gevangenen der etiquette, door wantrouwende bejaarde vrouwen, of duenna's, bewaakt. Weldra snellen de vier koninklijke zesspannen, met voorrijders, dragonders en stalmeesters, daarhenen, en jagen de digte volksmenigte uiteen. Verguld paardentuig en wagens, kostbare livereijen en uniformen zijn het eenige, dat daarbij aan den grooten hoop behaagt. Dat alles is dan inderdaad ook prachtig, en herinnert de Napolitanen dagelijks, dat zij een' zeer duren Koning hebben. Doch de staats- gelijk ook de kerk- en krijgsparade behoort tot hun volkstooneel, tot het erfdeel van de Romeinsche Circenses (spelen, in den Circus voor het volk gehouden), zonder welke de bewoner van Napels niet leven kan, althans zoo hem, in den engsten zin des woords, slechts eene bete broods daarbij toegereikt wordt. Het uitgaan der koninklijke familie is tevens het sein, waarop de tot het hof in betrekking staande lieden van hoogeren stand in beweging komen, welke tot hiertoe in het bad of onder de handen der camerieri, friseurs, barbiers, kleedermakers en marchands de modes waren. Zij verschijnen thans allen in de keurigste wagens of kabriolets, in een middelkostuum, dat in de verhouding van het dejeuné à la fourchette tot het diner staat. In onafzienbare rijen snellen zij de Toledo-straat op en neder, om te zien, en nog meer, om gezien te worden. Wee den minnaar, die dit aan zijne schoone weigert! Hij is verloren. Morgen rijdt zij zeker met eenen ander' door de Toledo-straat. Maar de ongelukkige, die niet één of twee paarden betalen kan, moet de minnares van zijne geldbeurs - want deze vervangt hier de plaats | |
[pagina 462]
| |
van het hart - ten minste, in pronkgewaad naar den allerlaatsten smaak, met zijden kousen, ten einde de Italiaansche voet wél moge uitkomen, op eene wandeling door het gewoel geleiden. Menig meisje bekommert zich er weinig om, of de kleeding voor haren minnaar met de hare overeenkomt; de arm, waarover de fijnste shawl fraai geslingerd hangt, leunt zonder bedenking op een versleten buisje. Zoo woelt en rolt het in de Toledo-straat heen en weder, terwijl een aanhoudend geraas en geschreeuw de lucht vervult; maar op eenmaal stroomt de menigte geweldig naar het groote plein voor het paleis toe. Geluid van trommels en fluitjes en de het oor als verscheurende Napelsche marsch kondigen aan, dat de regementen van de exercitiën op het Mars-veld terugkeeren. Meisjes wachten reeds langs de Toledo-straat, om de verdiende kransen te brengen. Welke schoone, jonge, rijzige manschap! Welke fraaije trekken op het olijfkleurig gelaat, dat geheel voor den damp van het buskruid geschikt zou kunnen schijnen, indien deze hun niet zoo tegenstond! De wapenen schitteren in den zonneschijn; de uniformen, bijzonder die van de Officieren, zijn prachtig, en passen, alsof ze om het lijf gegoten waren. Den Napolitaan boezemt dit alles ontzag genoeg in. Het front der troepen neemt de gansche breedte van de straat in, en drijft de volksmenigte, als eenen stroom, voor zich heen. Heerlijke Janitsaren-muzijk, met liefelijke composrtiën voor horens en andere blaastuigen afwisselende, klinkt nu voor het koninklijk paleis, tegenover hetwelk de prachtige koepel van de nieuwe Franciscus-kerk (die onder murat een Pantheon moest worden), met hare twee half cirkelvormige kolonnaden en de twee reusachtige bronzen ridderstandbeelden, bij fakkellicht zich vertoont, daar reeds de nacht is ingevallen. Wagens, met aanzienlijke personen bezet, rijden op, en omgeven de luisterende, opeengedrongene menigte. Maar ook deze toonen des vermaaks vervliegen, gelijk de menigvuldige verschijnselen met het zinken van het daglicht in de avondschemering verdwijnen. Thans begint de prachtvolle heerschappij van den nacht. De reusachtige straat schittert van ontelbare kaarsen, lantarens en lampen, waarmede alle winkels, als op eenen tooverslag, verlicht worden. Achter de geslotene spiegelvensters pralen de stoffen en alle schatten der mode in de bontste kleuren, De bij de schemering verdwenen opschriften der uithangborden vonkelen nu in Chineesch | |
[pagina 463]
| |
vuur en in diamantenglans. Het gros van den gemeenen man is verdwenen, en de beschaafdere, galante wereld smaakt thans het genot eener wandeling in de breede straat, die nu eene galerij zonder einde gelijkt. Weldra hoort men de guitarren - hier en daar klinkt eene serenade door den nacht. Een blik op de nachtelijke vuurzuil van den Vesuvius wekt den vreemdeling nog eenmaal uit zijne afmatting op, en hij zoekt de rust met een meer verheffend gevoel, dan aile de bonte vertooningen van den dag in hem verwekken konden. |
|