Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1832
(1832)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijMahomedaansche lijkplegtigheden.(Volgens de twaalfjarige waarnemingen van eenen Engelschman bij een Muzelmansch huisgezin in Indië.)
‘Ik geloof in éénen God, die boven alles is, en wien alleen aanbidding toekomt. Ik geloof, dat mahomed een schepsel van God, den Schepper, is. Ik geloof, dat mahomed de Afgezant Gods is en de laatste der Profeten. Ik geloof, dat ali de leidsman der geloovigen is, de eerste erfgenaam der wet; hem zijn dus alle geloovigen gehoorzaamheid verschuldigd. Ik geloof, dat hasan en hosein zonen van ali zijn; dat ali de zoon van hosein is, en mahomed de zoon van ali, en jaufur de zoon van mahomed, en moosa de zoon van jaufur, en ali de zoon van moosa, en mahomed de zoon van ali, en ali de zoon van mahomed, en hasan de zoon van ali, en mhidhie de zoon van hasan. De genade Gods zij met hen! Deze zijn de ware leidslieden der geloovigen, en Gods woord is door hen gebragt tot de volken.’ Dit is het formuliergebed der Muzelmannen van de sekte der Sheahs. In Muzelmansche huisgezinnen leert men kinderen van beiderlei geslacht hetzelve, zoodra zij spreken kunnen; en daar dit gebed elken dag dikwijls herhaald wordt, zoo kennen zij hetzelve al vroeg zeer vaardig. Ook bij de lijkplegtigheden wordt het uitgesproken. Daar nu het kenmerkende van de Godsdienst der Muzelmannen vooral bij deze gebruiken het sterkste uitkomt, wil ik eene korte beschrijving derzelven laten volgen. | |
[pagina 453]
| |
Het sterfelijk hulsel van eenen Muzelman wordt, zoodra het leven er uit is, in de doodkist gelegd, en met eene staatsie, overeenkomstig den stand des overledenen, naar de begraafplaats gedragen. Hier slaat men eene tent op, en plaatst een vat met water nevens de kist. Dit water dient, om het ligchaam te wasschen, en tot meer andere plegtige verrigtingen, die vóór de begraving in acht genomen worden. Nadat nu het ligchaam buiten de kist zorgvuldig gewasschen is, droogt men hetzelve af, en strooit dan kamfer op de handen, voeten, armen en het voorhoofd van het lijk, als op die deelen, welke dagelijks den grond aangeraakt hebben; dewijl een Muzelman, gelijk bekend is, zoo menigwerf hij zijn gebed doet, zich nederwerpt op de aarde, en met het voorhoofd den grond aanraakt. Vervolgens wordt het ligchaam in een lijkkleed van zeer witte stof ingewikkeld, waarop plaatsen uit den Koran geschreven staan. Een gemoedelijk Muzelman heeft het kleed, waarin eens zijn sterfelijk deel rusten zal, tijdig in gereedheid. Ik schonk eens aan iemand mijner bekenden een stuk zeer fijn batist, en hij bestemde het terstond tot een lijkkleed. Ik trof hem naderhand meermalen aan, dat hij bezig was, heilige spreuken met veel zorgvuldigheid op het batist te schrijven. Is nu het ligchaam in het kleed gewikkeld, zoo neemt men het zachtkens op en legt het op zijde, met het aangezigt naar Mekka gekeerd. De maulve, of priester, treedt plegtig aan den rand des grafs, dat dieper en wijder is dan de onze, en zegt met eene luide stem het boven vermelde gebed op. Ten slotte voegt hij er nog bij: ‘Deze waren de goede, heilige leidslieden, o zoon adams! (De priester noemt daarbij den naam des gestorvenen.) Zoo nu de beide Engelen tot u komen, die maccurrus (boden) van uwen grootmagtigen GodGa naar voetnoot(*) zijn, zullen zij u vragen: Wie is uw God? Wie is uw Profeet? Wat is uw geloof? Wat is uw boek? Waar | |
[pagina 454]
| |
is uw Kiblah?Ga naar voetnoot(*) Wie is uw leidsman? En gij zult antwoorden: Mijn eenige Heer is God, die heerlijk zijnen troon heeft boven alles; mahomed is mijn Profeet, Islam mijn geloof, de Koran mijn boek, de Kaubah (Kaaba, of heilige tempel te Mekka) mijn Kiblah; Emaum ali, met den bijnaam zynool aubezdine, Emaum mahomed (hier volgen nu alle de in het boven aangevoerde gebed genoemde Heiligen met hunne bijnamen) zijn mijne leidslieden, en allen zijn mijne middelaars; hun wijd ik mijne liefde, hunnen vijanden mijnen haat, en wat ik hier belove, geldt in eeuwigheid. Dan vervolgt de maulve aldus: Laat, o mensch! (hier wordt de verstorvene weder met name genoemd) uw hart doordringen van de waarheid, dat God, dien wij aanbidden, de eenige God is; dat Hij alleen groot is en heerlijk, de almagtige God, die boven alles is; dat ali en die na hem kwamen (hier worden allen weder bij name genoemd) de beste leidslieden zijn; dat alles, wat met mahomed komt, waar is: de dood is waar; wat moonkih en nykee (de beide boven vermelde Engelen) lezen, is waar; de opstanding is waar; de brug Sirraat is waar; de weegschaal is waar; hemel en aarde zijn waar; de hel is waar; de dag des gerigts is waar. Geloof vast aan dat alles, want het is waar; geloof ook, dat God, groot en heerlijk, de dooden uit hunne graven opwekt. Daarop spreekt de priester den volgenden zegenwensch uit: God, uw Heer, de Almagtige, neme uwe antwoorden genadig aan; Hij voere u op het pad des heils, en verleene u de genade, dat gij zijn Goddelijk aangezigt en dat zijner Profeten moogt naderen. De barmhartigheid des Almagtigen zij met u in eeuwigheid. Amen! Wanneer deze plegtige verrigting is geëindigd, verwijdert de maulve zich, in eene ernstige houding en met afgemeten tred, veertig schreden van het graf, keert dan om, gaat op dezelfde wijze weder naar het graf, en spreekt aan den rand van hetzelve het volgende gebed uit: Groote, heerlijke God! wij bidden u in ootmoed, laat toch de aarde ligt zijn voor uwen knecht; neem zijne ziel tot U op, dat hij genade en barmhartigheid bij U vinde. Amen! De gansche vergadering herhaalt dit Amen, en hiermede is de lijkplegtigheid volbragt. De dienaren werpen aarde in het graf; het wordt echter veertig dagen lang - zoo lang duurt de rouw - dag en nacht niet geheel verlaten, of de overledene moet tot de armoedigste | |
[pagina 455]
| |
klasse behoord hebben. Men betaalt lieden, welke bij het graf in den Koran lezen moeten, en bij voorname, rijke familiën worden twee zulke Koran-lezers, die elkander aflossen, voor jaren aangesteld. De Mahomedanen gelooven, dat de Engelen, wanneer de maulve zich van het graf verwijdert, komen en de biecht van den afgestorvenen hooren; daarom gaat de priester veertig schreden weg, opdat de Engelen gelegenheid en tijd mogen hebben, om hun werk te verrigten. Allen gelooven, dat mhidhie eens weder op aarde komt. Zij spreken van voorzeggingen, volgens welke dit in het twaalfhonderd-en-zestigste jaar van de Hegyra moet plaats hebben. Eenigen stellen zelfs, dat hij steeds op aarde verkeert, maar zijn verblijf heeft in bosschen en woeste plaatsen. Daar zijn sekten, die beweren, dat mhidhie jaarlijks, maar onbekend, den grooten tempel te Mekka op den dag van het groote offer bezoekt. Ik kon echter met alle moeite niet gewaar worden, waarop deze overlevering steunt. Nog eene andere voorzegging is er onder de Muzelmannen, en hieraan gelooven zij vast: Wanneer eens eindelijk in alle vier werelddeelen enkel Christenen zijn, en de Christenen aan de grenzen der Kaubah geraken, dan zullen zij ontwaren, wie de Emaum is, die in de wereld komen zal. Algemeen verspreid is verder het geloof, hetwelk op het gezag van hunne beroemdste en meest geachte Schrijvers steunt, dat de Emaum mhidhie met christus komt, wanneer Hij de aarde ten tweeden male bezoekt; beiden werken dan te zamen, om de wereld van alle zonden en ondeugden te zuiveren. En dit geschiedt, zeggen zij, wanneer eenmaal alle menschen van éénen geest, van één geloof zijn. Wanneer ik den eenen of anderen Muzelman mijne twijfelingen aangaande de zending van mahomed te kennen gaf, antwoordde men mij gewoonlijk: Hoe vele Profeten stonden er onder Israël op? Immers zeer velen; gij kunt ze naauwelijks tellen. Het is dus niet onwaarschijnlijk, dat God in zijne goedertierenheid ook aan de kinderen ismaëls gedacht hebbe; zij zijn toch ook uit den stam abrahams. De Israëliten hadden vele Profeten - wij gelooven aan allen; de Ismaëliten hebben slechts één' Profeet, en hij werd gezonden, om de menschen uit de duisternis tot het licht te leiden, en hun den waren God te verkondigen. Volgens de meening der meest verlichte Muzelmannen, zullen alle menschen eenmaal daarnaar geoordeeld worden, of | |
[pagina 456]
| |
zij getrouw en opregt hun geloof toegedaan waren. Geen uitwendig teeken, hoe ook genaamd, maakt den Muzelman; even min als het ten dage des gerigts iets baten zal, dat men onder de belijders van christus zich telt, als het gedrag daarmede niet overeenkomt. Het geloof, de Godsdienst moet in het hart zijn. Er zijn verscheidene sekten onder de Mahomedanen, die gelooven, dat alle der Godheid gebragte offers, in welken leeftijd ze gebragt mogen zijn of uit welke dieren ze bestaan hebben, voor den verstorvenen verschijnen ten dage, wanneer bij over de brug Sirraat moet, en hem daarover helpen. Op deze meening steunt een onder de Indische vorsten en voornaamsten heerschend gebruik, om ten dage van Bakrah-Eade aan God kameelen te offeren. Deze plegtigheid heeft ook betrekking op het Bijbelsch verhaal van abraham's offer; de Muzelmannen gelooven, dat abraham niet isak, maar ismaël, aan God ten offer heeft gebragt. Over dit punt had ik meermalen eenige woordenwisseling met Mahomedaansche Schriftgeleerden, en niet zelden bragt ik het zoo verre, dat zij zichzelven begonnen te mistrouwen, bijzonder, wanneer ik hen kon bewegen, om hunne bronnen onderling met elkander te vergelijken. Ten laatste wisten zij soms niet meer, wie van beiden geofferd was geworden, isak of ismaël. Dit echter is zeker, dat hunne meeste Schrijvers ismaël door abraham ten offer brengen laten. De uitdrukking, in boven vermeld gebed voorkomende: De weegschaal is waar, heeft betrekking op de meening, dat de goede en slechte daden van ieder mensch, ten dage des oordeels, op de weegschaal gewogen worden, welke te dien einde in den hemel hangt. De stelling: Wat uit het boek gelezen wordt, is waar, doelt op het volksgevoelen, dat, wanneer een mensch geboren wordt, twee Engelen hem ontvangen, die bestendig voor hem waken, de eene ter regter, de andere ter linker zijde. Hun ambt is, elke handeling van den hun aanvertrouwden persoon in een boek op te teekenen. Verrigt hij eene goede daad, zoo bidden zij den Almagtigen, dat hun beschermeling moge volharden op het pad des heils; en moeten zij eene slechte daad opschrijven, zoo bidden zij den Heer, den zondaar in barmhartigheid aan te zien, hem tot bekeering te leiden en hem te vergeven. Ten dage van het jongste gerigt nu, meent de Muzelman, wordt alles, wat in het boek der beide Engelen staat, gelezen, | |
[pagina 457]
| |
elke handeling, die daarin opgeteekend is, naauwkeurig gewogen, en daarnaar de regterlijke uitspraak gedaan. Zij gelooven vast aan de kracht des gebeds voor afwezenden. Voorts verbeelden zij zich, dat de ziel eens gestorvenen, nadat het ligchaam begraven is, eenigen tijd om het graf rondwaart; terwijl in den overledenen nog zoo veel leven blijft, dat hij niet alleen bewustheid van de lijkplegtigheden heeft, maar ook hoort, wat de priesters bidden en uit den Koran lezen, en wat de Engelen tot hem spreken. Van de overige godsdienstige gebruiken der Mahomedanen spreek ik hier niet, maar wil slechts in het algemeen nog aanmerken, dat de vrouwen met de grootste zorgvuldigheid en gemoedelijkheid de voorgeschrevene pligten behartigen. Te betreuren is het allezins, dat derzelver opvoeding in het algemeen zoo zeer verwaarloosd wordt; dit is een groot ongeluk, en zij zelve hebben er geene schuld aan. Evenwel sluit het Mahomedaansch geloof de vrouwen geenszins van de eeuwige zaligheid uit, zoo als reizigers, die van de zeden en gebruiken der bezochte landen slechts zeer gebrekkige kennis hadden, beweerd hebben. Een goed Muzelman onderwijst de aan zijne bescherming aanbevolene vrouwen zorgvuldig in de leer zijner heilige Godsdienst; want hij weet, dat het zijn pligt is, de vrouwen op den weg naar den hemel te leiden, gelijk hij haar ook hulp en ondersteuning doet geworden bij de menigerlei gevaren, welke hier beneden haar bedreigen. |
|