Kleine proeve van Hollandsche liederen op vreemde zangwijze.
Aan den Redacteur der Vaderlandsche Letteroefeningen.
Weledele Heer!
Langen tijd heeft het vooroordeel geheerscht, dat onze taal geheel ongeschikt was om bevallig gezongen te worden, en vooral om teedere aandoeningen uit te drukken. Zeldzaam was zij dus in den mond des volks, maar zeldzamer nog in die onzer Jufferschap, waaruit wij slechts uitheemsche taal op vreemde melodij hoorden. - God dank! dit vooroordeel is met zoo vele andere verdwenen; en wie vrugt eenmaal de Volksliederen en Adolf bij het graf van Maria heeft hooren zingen, zal de ongerijmde stelling wel niet langer durven verdedigen. Intusschen hoor ik nog overal Fransche en Duitsche liederen schier bij uitsluiting zingen, ofschoon het laatstverloopen tijdperk Hollandsche liederen, door Hollandsche Toonkunstenaars op muzijk gebragt, in overvloed heeft opgeleverd. Onder de verschillende oorzaken hiervan, geloof ik, dat gehechtheid aan de bekende bevallige zangwijzen dier uitheemsche liederen eene zeer voorname is; en ik twijfel niet, wanneer er geschikte woorden voor die zangwijzen bestonden, of onze Jufferschap, zoo vereerenswaardig om hare gehechtheid aan alles, wat vaderlandsch is, en om hare belangstelling in alles, wat tot volkseigendommelijkheid (nationaliteit) kan bijdragen, zoude gaarne de uitheemsche woorden voor Hollandsche verwerpen. - Om hiervan de proef te nemen, zend ik UEd. eene kleine proeve, geschikt en ingerigt, om op eene geliefde zangwijze gezongen te worden. Ik vermeet mij echter niet te vooronderstellen, dat dezelve de