Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1832
(1832)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOordeel eens Franschmans over de, dezer dagen, te Parijs zoo doldriftig behandelde zaak van het Pantheon.De Dood is eene kwaal, die door alle deuren binnendringt. Sluit alle deuren. Open het Pantheon. Het Pantheon is het leven, in marmer verkeerd; het bestaan, tot brons geworden. Brons en marmer zijn eeuwig. Wie wil mij marmer maken? Men is zoo gelukkig, wanneer men brons is! Neem een blok Carrarisch of Montmartrisch marmer; houw | |
[pagina 281]
| |
het blok - ziedaar een groot man! Het vaderland is dankbaar. Zoo ook kan men goden gieten. Wie smelt mij tot een' god? Welk eene eer! Waarlijk, wij hebben niets dan onze verbeelding noodig, om onsterfelijk en - belagchelijk te zijn! Wanneer wij den mensch, een zoo broos werktuig, zoo deftig de onvergankelijkheid des Roems hooren decreteren, verliezen wij den moed, om den Romeinschen Senaat uit te lagchen, beraadslagende, of men de tarbot al dan niet in eene piquante saus zou toelaten. Wij mengen de noodlottige tarbot in alle sauzen! Maar, geen tarbot kan bij zijn leven een groot man zijn, en dat is wel goed; wij zouden anders met halve goden overstelpt worden, en de geniën ons op straat omverloopen. De Kamer heeft dus wijselijk het besluit genomen, alleen overledenen als onsterfelijk te erkennen. Alle onze groote mannen zullen onvergankelijk verklaard worden, en wel tien jaren na hunnen dood. Kostelijk! Maar, waaraan zal men het genie herkennen? Hoe zal men de van deze aarde verdwenen deugden waarderen? Er zal dan een onderzoek moeten plaats hebben, of den uitverkorenen ook eenige van die bijzondere, het zij prozaïsche of poëtische, gebreken hebben aangekleefd, die het schoonste leven onteeren. Het zij zoo! Maar, van waar verkrijgt ge zekerheid voor uwe nasporingen? Zijt ge onfeilbaar? Loopt ge geen gevaar, om assche te verzamelen in uw Pantheon, welke uwe nakomelingen niet te eenigen tijde met het slijk der straten zullen vermengen? Denk eens aan marat! Wat was mirabeau? Een eerzuchtige, een laaghartige, of een groot man? Ook het gebeente van voltaire werd door de Geestelijkheid uit het Pantheon geworpen en verguisd. Bouw niet, opdat anderen afbreken! Hebben wij geen beeldenstorm gehad? Wat mij het meeste verbaast, is, dat wij, getuigen van zoo vele omwentelingen, van het afmaaijen van zoo veel menschenhoofden, - dat ook wij ons aanmatigen, de onveranderlijkheid van het genie, de onsterfelijkheid onzer groote mannen te decreteren! Wel is waar, men heeft, om het verwijt te ontgaan van aan den haat der toekomstige partijschappen de asch onzer dus vereerden bloot te stellen, voorgesteld, de woorden: groote mannenGa naar voetnoot(*), te veranderen in: doorluchtige mannen. Maar men heeft daardoor het eene uiterste vermeden, om in een ander te vervallen. Indien ge het gebeente van eenige groote mannen der negentiende eeuw alzoo beveiligd hebt voor de schavotten der twintigste, met hoe veel twijfelachtige doorluchtigheden zult ge daarentegen de kelders van het Pantheon opvullen! De groote mannen zijn zeldzaam; van door luchtige krielt het: ze zullen u bij honderden op het lijf komen. Tem- | |
[pagina 282]
| |
pel aller goden, open uwe breede deuren! Ziehier een doorluchtige snijder, een doorluchtige Advocaat - generaal, een doorluchtige restaurateur! Ziedaar Vader enfantin, de doorluchtige; ziehier een doorluchtige Acteur, een doorluchtige koorddanser, een doorluchtige olifant! Eere zij de groote mannen der Kamer, die, in sterfelijke redevoeringen, de vergoding der doorluchtige mannen hebben geproclameerd! 't Is de doorluchtigste zotternij, mij bekend. Dat men haar naar het Pantheon overbrenge! |
|