Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1832
(1832)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGevecht tusschen een' leeuw en een' olifant; benevens eenige bijzonderheden, rakende een' anderen olipant, thans te Parijs.Een zeer opmerkenswaardig gevecht greep onlangs plaats te Liverpool tusschen eene Leeuwin en den wijfjes-Olifant, Mademoiselle djeck geheeten, die lang te Parijs, in het Cirque Olympique, hare verwonderlijke leerzaamheid heeft ten toon gespreid, en weldra weder derwaarts staat terug te keeren. De vermaarde Engelsche Paardrijder ducrow had in zijne tent te Liverpool den Olifant van het Londensche theater Adelphi (gezegde Miss djeck) met de Menagerie van den Heer martin vereenigd, welke beesten vóór eenigen tijd op den schouwburg Drurylane vertooningen hadden gegeven, wier zeldzaamheid zoo wel, als stoutheid, geheel Londen verbaasde. Men had eene stalling voor Miss djeck opgerigt in eene loods, grenzende aan het Cirque. De hokken der beesten van martin bevonden zich onder hetzelfde dak. Sinds onderscheidene weken leefden alle deze verschillende en vijandige diersoorten, dank zij derzelver afzondering van elkander, in goede verstandhouding, wanneer op zekeren dag, vóór dat het pubiiek werd toegelaten, en terwijl de Heer ducrow, te paard in de Manege, zijne kunsten repeteerde, een der knechts van den Heer martin de Leeuwin fanny uit haar hok liet ontsnappen, die, door de ongewone vrijheid harer bewegingen terstond opgewekt en aangevuurd, de ruimte, onder een ontzettend brullen, met luchtige sprongen doorliep. Alle de paardrijders en stalknechts vlugtten terstond in den stal, welks deuren zij toesloegen. Den Heere ducrow, reeds vervolgd door de Leeuwin, bleef geen ander redmiddel over, dan de borstwering met zijn paard over te springen; waartoe hij echter geene sporen noodig had, daar zijn paard genoeg werd geprikkeld door den geweldigen schrik, dien het brullen van den Leeuw van nature aan alle dieren inboezemt. | |
[pagina 279]
| |
De oppassers van martin hadden intusschen de partij gekozen van op de hokken hunner beesten te klauteren, die allen, maar inzonderheid de Apen, en zelfs de Slangen, in hunne kooijen geweldig heen en weder vlogen, op het aanschouwen van de sprongen der Leeuwin. Niemand bleef dus aan hare aanvallen blootgesteld, behalve huguet, den cornac of berijder van Miss djeck, die op dat oogenblik zijnen Olifant voederde. De Leeuwin op hem af ziende komen, had hij de tegenwoordigheid van geest, om zich te bergen tusschen de kolossale pooten en onder het reusachtige lijf des Olifants. Nu ontstond er een gevecht, dat de Gentlemen, zoo hartstogtelijke liefhebbers van eenvoudige Hanengevechten, met guinjes zouden betaald hebben, om er getuigen van te hebben kunnen zijn. De Leeuwin vloog op den Olifant los: deze verdedigde moedig haren meester, eerst de slurf in de lucht zwaaijende, om die daarna ter verdediging te doen nederdalen, en den massiven poot opheffende, om den vijand te verpletteren, zoo deze het bestond, haar onder aan den buik aan te grijpen. De Olifant stond daar als eene zich verdedigende Citadel, den aanval des vijands afwachtende, en gereed om zich diens roekeloosheid ten nutte te maken. De Leeuwin, getergd door den wederstand, en zich overgevende aan de inblazingen eens onberedeneerden moeds, wierp zich op een' der pooten des Olifants, en hechtte zich aan denzelven vast, onder het toebrengen van geweldige beten; maar de Olifant greep haar onmiddellijk met zijne slurf, omslingerde haar met benaauwend nijpen, dwong haar alzoo hare prooi los te laten, door haar de ademhaling te verstikken, en, haar in de lucht doende rondtuimelen, wierp haar aan het andere einde van het renperk, waar de Leeuwin bewegingloos nederviel. De arme fanny, aldus geleerd voortaan Olifanten ongemoeid te laten, werd vervolgens opgenomen door de oppassers van den Heer martin, die haar in eene deken wikkelden, en haar alzoo weêr in haar hok droegen. Men hoopt haar nog bij het leven te bewaren. Huguet was, gedurende dit gevecht van acht à tien minuten, (een tijdsbestek, voor hem, van uren, in zoo hagchelijken toestand!) volkomen buiten bereik gebleven van de klaauwen der Leeuwin. Miss djeck scheen fier te zijn op hare overwinning, en betoonde inzonderheid, door de liefkozingen, welke zij aan haren geleider met hare slurf betoonde, hare blijdschap van hem ontrukt te hebben aan een zoo groot gevaar. 't Was alsof zij zich zelve wilde overtuigen, of hij er heelshuids was afgekomen en geenerlei letsel had ontvangen. Het gerucht dezer heldendaad lokte weldra een' grooten toevloed van aanschouwers naar het Cirque, die om strijd het vernustig en moedig dier kwamen bewonderen. Ofschoon de gevolgen van het gevecht haar een weinig deden hinken, verrigtte Miss djeck evenwel alle hare kunststukken met hare gewone juistheid en vaardigheid. | |
[pagina 280]
| |
Intusschen doet thans een andere Olifant, met name kiouny, gansch Parijs naar het Odeon heenstroomen. Deze vervult de hoofdrol in een Drama in vier bedrijven, getiteld: Dick-Rajah. Ziehier, wat wij van een en ander vermeld vonden: Kiouny, zes jaar oud, is de grootste, uitstekendste en vermakelijkste Comediant van het dramatieke Parijs. De ziel, als 't ware, van een zeer ingewikkeld Drama, treedt hij als beschermer op van den jongen Koning joas, en bekleedt alzoo de plaats van den Opperpriester in het Treurspel van racine.Ga naar voetnoot(*) Men moet hem aan tafel zien, de bedienden schellende, en zijn bord aan een' geknielden slaaf toereikende. Men moet hem in het gevecht zien, het slagveld als 't ware bezaaijende met stervenden en dooden, zelf in 't einde uitgeput nederzijgende, en vervolgens zich als overwinnaar oprigtende. Hij draaft, hij komt, hij gaat, hij strekt het kind tot schild; wanneer het in zwijm valt, schept hij water uit de nabijgelegene bron; wanneer het honger heeft, plukt hij vruchten voor hetzelve; wanneer het begint te regenen, zet hij het onder het geboomte zachtelijk neder; eene boa-slang verschijnt, hij verplettert haar onder zijne pooten; hij beklimt een' steilen berg, daalt neder; een afgrond ligt voor hem, en hij werpt een' boom over de kloof, zich aldus eene brug vormende, enz. enz. Eindelijk, van het verhevene tot het komische afdalende, danst hij met de Oostersche maagden. Een grappig voorval had er plaats. De buik der slang was opgevuld met hooi. Kiouny rook het, reet zijn slagtoffer vaneen, en ontscheurde het deszelfs ingewanden; maar, bemerkende dat het oud hooi was, hernam hij terstond zijne rol. De makers van het stuk zijn: voor den tekst, de Heer de st. hilaire; voor de muzijk, de vermaarde piccini; voor de dansen, de Heer dumas. Met geestdrist riep men, na den afloop, de Autheurs en den Olifant op het tooneel terug. Na eenige oogenblikken wachtens, ging de gordijn weêr op, en de drie genoemde Heeren verschenen, nevens den Olisant. Te zedig, om zich de luidruchtige toejuichinlossalen alleen toe te eigenen, schenen zij dezelve aan den kolossalen viervoetigen Acteur toe te kennen, die, met ongemeene bevalligheid, voor het talrijk publiek nederknielde, en hetzelve zijne hulde bewees. |
|