Ernstige overpeinzing van het tabakrooken, met verwerping van het snuiven, en een banvloek over de pruimers.
Rook is de roem der wereld.
Van hier, gij snuivers en gij pruimers! Weg van mij,
Onheilig volk! Wat helsche drommel kon u leeren,
Onreine hoop! het kruid, dat Goôn en braven eeren,
Zoo heidensch te verdoen in sn..t en kw....ij?
| |
Foei, schaamt u in uw ziel! foei, foei! van hier, profanen!
'k Heb niets gemeens met u! - Het is de pijp alleen,
Liefhebbers! (welker hart, gevormd uit fijner keen,
Eene eedler inborst toont) waartoe 'k u moet vermanen.
Want zoo veel visschen, als er zwemmen in het nat,
En zoo veel vogels, als we in 't ruim der lucht zien zweven,
Of zoo veel bloemen, als de zomer ons kan geven,
Ja zoo veel blaadren, als het digtste woud bevat,
Zóó menigvuldig was altoos de pijp te roemen,
Schoon ik hier alles (en wie vergt het?) niet zal noemen.
Dit bij zichzelven te beseffen, - dit vermaak,
Bij nacht en dag, naar de oude zeden en manieren,
Steeds te genieten, en zijn' rooklust bot te vieren,
O fraai, doch moeilijk werk! o uitgebreide taak!
't Zijn allen juist geen koks, die lange messen dragen,
Gelijk het spreekwoord zegt; en elk doosdrager ook,
Al schijnt hij voor het oog een minnaar van den rook,
Zal, naar den eisch van 't werk, aan kenners niet behagen;
Maar hij, die lust heeft, lees het volgende, en hij leer'
Naar regt en regel hier te smoken als een heer.
't Is geen verdienstlijk werk, alleen de pijp te vullen,
Te nemen in den mond, te ontsteken aan den gloed;
Een boerenkinkel kan dat alles even goed;
Neen, 't is eene eedler taak, die we u hier toonen zullen:
Houd in uw linkerhand behendiglijk de pijp,
En laat uw regter nog den stopper eerst gebruiken;
Wil dan, vol majesteit, uw peinzende oogen luiken,
En plaats u regt en fier op 't zachtgevulde trijp;
Rook met gepasten ernst en kracht; dat te elken stonde
Voor 't heilig dampwerk zich uw eerbied ons verkonde.
Trek niet te schielijk, maar bedaard, vol destigheid;
Laat van de kunst uw zwierig aanzien blijken geven,
De rook niet hol en los, maar vast naar boven zweven,
In ronde kringen door de dunne lucht verspreid.
Valle ook het vuur niet weg; houd vol, en de eerste vinger
Zij, tot gij de assche voelt, uw rooktabaksbedwinger.
Geen zee van spuwsel dekk' den vloer! - uw goede sier
Betoon' zich enkel in 't genot van wijn of bier;
Maar drink met matigheid; laat nooit de volle kannen
Bij 't edel rooken uw vermogens overmannen.
Gedraag u als een held; en is de pijp geleegd,
Dan worden mond en lip behoorlijk afgeveegd.
| |