Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1832
(1832)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVolksvermaken. - Huwelijk. - Doop.De natuurlijke vrolijkheid der Russen openbaart zich vooral door zucht voor zang- en toonkunst. Gelijk de meeste volken van Slavonischen oorsprong, zingen zij gaarne. Volslagen gebrek aan muzikaal gehoor, dat men onder de Duitschers zelfs meermalen aantreft, is bij hen zeer zeldzaam. Ik werd bijzonder opmerkzaam op deze kenmerkende eigenschap der Russen, toen ik in December 1809 aan de toenmalige grenzen te Tarnopol aankwam, welke stad met het omliggende land eerst onlangs door Oostenrijk aan Rusland afgestaan was geworden. De oorlog had sedert korten tijd opgehouden te woeden, en algemeene treurigheid over verijdelde hoop en over verschrikkelijke verliezen scheen de bewoners van Gallicië - scheen zelfs de verwoeste en eenzame streken van dit uiterste einde des Oostenrijkschen staats bevangen te hebben. Maar hoe veranderde het tooneel, zoodra ik des avonds laat de nieuwe grenzen bereikte! De nacht, die reeds ingevallen was, werd door ontelbare wachtvuren der Russen verlicht, en van alle kanten klonken mij muzijk en vrolijke liederen tegen, waarmede zich de Russische soldaten bij hunne vuren | |
[pagina 117]
| |
tot aan middernacht vermaakten. In het vervolg van mijne reize zag ik gewoonlijk op zon- en feestdagen des avonds de landjeugd van beide geslachten zich vereenigen in zanggezelschappen, en veelstemmige liederen van soms moeijelijke zamenstelling uitvoeren met eene naauwkeurigheid en een gevoel, zoo als men bij ons eerst na langdurige oefening in de school, en dan nog niet altijd, verkrijgt. Wanneer de voerman, nadat de paarden gewisseld zijn, zich op het voo hem bestemde bankje van de slede zet en afrijdt, begint hij ook te zingen, en wel met eene heldere stem en regt van harte te zingen, zich niet bekommerende om de duisternis, die hem omgeeft, noch om de felle koude, noch om de sneeuwvlokken, die hem in den mond vliegen, en hals en bloote borst met eene ijskorst soms overdekken. Het is opmerkelijk, dat de liederen en zangwijzen, die hij aanheft, op weinige uitzonderingen na, overal in het uitgestrekte Russische rijk dezelfden zijn, voor zoo verre het namelijk door lieden van Slavonischen oorsprong bewoond wordt. Van Archangel tot Astrakan en van Kiew tot Ochotsk hoort men dezelfde liederen, dezelfde zangwijzen, gelijk ook dezelfde spraak. De eigenlijke Russische taal heeft slechts twee tongvallen; en deze verschillen zoo weinig van elkander en van de gewone schrijf- of boekentaal, dat men elkander gemakkelijk verstaan kan. De muzijkinstrumenten van het Russische volk zijn eenvoudig en meerendeels nog zeer onvolkomen. De balalaika is eene soort van citer, met twee, soms met drie snaren bespannen. Op de dorpen bestaat dit speeltuig dikwijls slechts uit een krom stuk hout, ter lengte van een' halven of ook wel geheelen voet, zonder holte en zangboom; en bijna ieder boer weet daarop een vrolijk liedje of een' lustigen dans te spelen. Onder de voorname Russen, die met onze nieuwere muzijkinstrumenten zeer wel bekend zijn, is het hoornblazen vooral in den smaak; ofschoon men in de laatste tijden, wegens de moeijelijkheid der uitvoering, er niet zoo veel werk meer van maakt. Deze muzijk levert een treffend bewijs van den bijzonderen aanleg der Russen, daar men misschien bezwaarlijk onder eenig ander volk hetzelfde zou kunnen doen. Er worden wel eens zestig van de huisbedienden afgerigt, om ieder op een regten, aan eene spreektrompet gelijkenden, koperen hoorn te blazen, die slechts één' bepaalden toon geeft. De voor de diepere toonen bestemde hoornen zijn dikwijls bij de zeven voet lang, | |
[pagina 118]
| |
terwijl de kleinste, waarvan er ook wel twee door één' persoon bespeeld worden, naauwelijks de lengte van één' voet hebben. Ieder lid van het gezelschap moet den eenigen toon van zijnen hoorn met vereischten nadruk juist op dat oogenblik laten hooren, wanneer de beurt aan hem is, zoodat het hier vooral op kunstgevoel aankomt. Ofschoon nu, zoo als gezegd is, ieder doorgaans op zijnen hoorn slechts één' toon blaast, zoo worden nogtans op deze wijze de zwaarste stukken dikwijls met groote naauwkeurigheid uitgevoerd. Ik houd het inderdaad voor onmogelijk, eenig ander volk tot dezelfde muzijk af te rigten. Aan het oor des kenners ontgaat zeker niet het uit deze zonderlinge schikking ontstaande gebrek aan uitdrukking en zamensmelting der toonen; maar desniettegenstaande moet hij bekennen, dat deze muzijk, vooral in de vrije lucht en bij nacht, op het water en op eenigen afstand, de heerlijkste uitwerking doet. Met de muzijk des volks is ook de dans te naauw verwant, om dezen hier geheel met stilzwijgen voorbij te gaan. De nationale dans der Russen heeft iets geheel eigenaardigs, en wordt gewoonlijk slechts door twee personen van verschillende sekse uitgevoerd, waarop dan telkens weder een ander paar volgt. Even als de fandango der Spanjaarden, stelt dezelve bijna altijd de smarten en genoegens der liefde voor, wel niet zoo levendig en vrolijk, maar toch met niet minder uitdrukking. De eerste ontmoeting der minnenden, des mans streven naar toenadering, het weigerend terugwijken der vrouw, droefheid over verijdelde verwachting en het ontstaan van nieuwe hoop, liefdeverklaring en afwijzing, smachtende blikken en hartstogtelijke beden wisselen af, en doorloopen met snellen spoed de gansche toonladder der liefde, tot dat eindelijk gelukkige verhooring de pogingen van den minnaar bekroont, hetgeen door eene hartelijke omarming en door een' luiden kus, waarmede de gansche voorstelling eindigt, wordt aangeduid. Onze onbeduidende, niets uitdrukkende dansen zijn onder het eigenlijke Russische volk onbekend; doch onder de hoogere standen wordt het Duitsche walsen bijzonder bemind. Voorts bestaat de muzijk der Russen, gelijk ook hun gezang, enkel uit moltoonen; hetgeen daaraan een geheel eigen, kinderlijk weemoedig karakter geeft. Volksliederen zijn er in menigte, en vele derzelven munten uit in edele eenvoudigheid en dichterlijke waarde. Fraai is b.v. het door geheel Rusland bekende liedje van den Kozak, die ten strijde trekt. Hetzelve vangt aldus aan: | |
[pagina 119]
| |
Chotjel Kasak su Dunaï;
Skasal djebitzi: proschtaï! enz.
Kozak trekt over den Donau;
Hij zegt tot zijn liefste: vaarwel! enz.
Andere volksvermaken bestaan in onderscheidene bewegingen, waarbij echter de voeten bijzonder gespaard worden, daar de Rus, gelijk reeds aangemerkt werd, naar echt Oostersche wijze, geen vriend van wandelen is. Maar schopstoel en (Russische) schommel, waarop men hoog in de lucht bewogen, of opgevoerd en bij afwisseling nedergelaten wordt, vindt men bijna in elk dorp; en meer gegoede lieden houden ze, tot eigen gebruik, in of bij huis. Zeer geliefd zijn de glijbanen, die ook in andere landen opgang beginnen te maken. Men vormt van sneeuw, van aarde, of van eene houten stellaadje, eene schuinsche vlakte, die dikwijls zes en meer vademen hoog en tien of vijftien lang is, en door begieten met water, hetwelk des winters oogenblikkelijk bevriest, tot eene spiegelgladde ijsbaan wordt. Met eene kleine slede aan de hand gaat men ter zijde bij trappen tot boven op de vlakte, plaatst zich daar op de slede, en glijdt dan met verbazende snelheid naar beneden. Kinderen en vrouwen, ja dikwijls zelfs grijsaards, nemen met innig genoegen deel aan dit vermaak, dat niet geheel zonder gevaar is, dewijl men hierbij ligt een' arm of been breken kan, hetgeen echter, bij de bekende vaardigheid der Russen, slechts zelden gebeurt. De week vóór de groote vaste, die tot aan Paschen duurt, is inzonderheid aan openbare vermakelijkheden gewijd. Ieder brengt deze week zoo vrolijk en lustig door, als hij maar kan, om zich eenigermate, zoo het schijnt, bij voorraad schadeloos te stellen voor de ontberingen der lange vaste. Dan smult ieder, en ook de armste doet zijn best, om een ruim tafelgenot te hebben; men houdt des avonds gezelschap, danst, heeft maskeraden, enz. Bovendien zijn de straten der steden vol wagens en paarden uit naburige dorpen. Volgens eene zeer oude gewoonte, komen in deze week vooral de Tartaren, Tschuwaschen en Tscheremisen met hunne kleine sleden in de stad, om de inwoners rond te voeren. Voor eene halve zilver-roebel kan men met deze lieden een' ganschen dag slederijden, en wel pijlsnel. Niet minder vrolijk wordt het einde der groote vaste, of | |
[pagina 120]
| |
de Paaschweek, doorgebragt, wanneer het weder gewoonlijk niet meer zoo guur is. Des zaturdags vóór Paschen worden in alle huizen toebereidselen tot het feest van den volgenden morgen gemaakt. Tegen den avond neemt de levendigheid op de straten toe, en tegen middernacht gaat ieder te kerk, om de Opstanding te vieren. Op het oogenblik, dat de priester met luide stem drie malen roept: Christos wokres (Christus is opgestaan), zegt ieder op blijden toon tot zijnen naasten: Christos wokres, en alle klokken van den kerktoren beginnen eensklaps te luiden. Weldra hoort men, de gansche stad door, klokkengelui, en de middernacht wordt zoo helder als de dag, daar men elke deur met eene menigte van lampen verlicht. Den volgenden morgen nemen de bezoeken en gelukwenschingen eenen aanvang. Ieder gaat naar zijne nabestaanden, vrienden, of naar die genen, van welke hij meer of min afhankelijk is. Bij het binnentreden zegt men: Christos wokres, en deze groet wordt met: Istinni wokres (Hij is waarlijk opgestaan) beantwoord. Dan schenkt men elkander over en weder rood gekleurde paascheijeren, en het geheele bedrijf wordt eindelijk met een' hartelijken kus besloten. Deze kus wordt ook tusschen de beide geslachten gewisseld. Wanneer de ambtenaren van minderen rang, soms wel ten getale van dertig of meer personen, bij hun opperhoofd komen, vordert het landsgebruik, dat de genadige heer, de graaf, de vorst, of de eerste staatsdienaar, ieder zijner onderhoorigen naar de rij af kust. Is deze plegtige opwachting afgeloopen, dan wordt de deur der vrouw geopend, die insgelijks alle de gelukwenschenden moet kussen. Deze vertrouwelijkheid tusschen beide geslachten wekt ligt bij den vreemdeling het vermoeden, dat de omgang tusschen beide seksen vrijer zal zijn, dan in andere landen. Dit vermoeden wordt ook, althans bij den grooten hoop, weldra bevestigd. Bij lieden van den geringsten stand is deze vrijheid des omgangs zoo geheel ontaard, dat dezelve hoogst nadeelig voor de zedelijkheid wordt, en zelfs de bevolking dreigt te ondermijnen, welke men in een land, dat nog zoo schaars bewoond is, veeleer op alle wijze moet bevorderen. De gemeene man trouwt gewoonlijk zeer vroeg; hetgeen echter mede voor de bevolking niet gunstig is. Voorheen heerschte in het binnenland de gewoonte, dat de zonen der boeren reeds in hun achtste of negende jaar uitgehuwelijkt werden aan meisjes van veertien tot achttien jaren. Deze | |
[pagina 121]
| |
verkeerdheid is, door de bemoeijingen der regering, grootendeels afgeschaft. Niet zoo ligt zal eene andere, door het gansche rijk verspreide, gewoonte te bestrijden zijn; ik bedoel het blanketten. Elk boerenmeisje, dat eenige inbeelding heeft, moet geblanket zijn. Daarom ziet men nergens onder de meisjes zoo vele roode aangezigten, als hier. Deze gewoonte is als tot eene tweede natuur geworden, en schijnt zelfs op de taal der Russen invloed gehad te hebben, voor zoo verre zij, van het andere geslacht sprekende, het woord rood steeds in den zin van schoon gebruiken. Krasna litza is letterlijk rood aangezigt en beteekent schoon aangezigt, terwijl krasabitza (roodheid) in den zin van schoonheid wordt genomen. Wanneer men nu toch blanketten wil, zou ik onzer jufferschap raden, het blanketsel der Russische boeren meisjes te gebruiken, dewijl zij daardoor ten minste de huid niet bederven, en het gelaat niet vóór den ouderdom leelijk maken. Het Russische blanketsel bestaat namelijk meestal uit plantensappen, voornamelijk uit dat van de jalappe, waardoor het vel van het aangezigt niet heeft te lijden. Wanneer het Russisch meisje op zondagmorgen gereed is, om in haar eenvoudig gewaad naar de kerk te gaan, loopt zij eerst in den tuin, plukt eenige bloemen van de jalappe, en wrijft die op de wangen, waarbij zij noch kamenier, noch spiegel noodig heeft. Een weinig water neemt des avonds de heerlijke kleur weder weg, en wanneer eenmaal de lange avond des levens komt, ziet men niet het minste spoor van de jeugdige ijdelheid. Bij eene huwelijksverbindtenis hebben onder de Russen bijzondere plegtigheden plaats. Eenige dagen vóór de voltrekking geschiedt de kerkelijke verloving voor den priester, en wordt reeds voor onverbrekelijk gehouden. Den tijd tusschen de verloving en de voltrekking des huwelijks brengt de bruid in gezelschap harer speelnooten vrolijk met spel en dans door. De trouwplegtigheid in de kerk begint in de steden, wanneer het een welbemiddeld paar is, met gezang van de priesters en derzelver helpers, waarbij dan gewoonlijk al het nieuwsgierige volk der stad zamenloopt. Wanneer kort daarop de verloofden binnentreden, gaat een geestelijke in het volle ambtsgewaad hun te gemoet tot aan de hoofddeur der kerk, en geleidt hen, hun eene brandende waskaars gevende, naar het voornaamste gedeelte des heiligdoms, nadat hij het voorhoofd van bruid en bruidegom met een drievoudig teeken des | |
[pagina 122]
| |
kruises ingezegend heeft. Dan plaatsen zij zich voor eene kleine tasel, waarop de trouwringen liggen, en de priester spreekt over hen, na een voorafgaand kort gezang, het volgende gebed uit: ‘o God! Gij, die de verstrooide hoofdstoffen der wereld verzameld en tot één geheel verbonden hebt - die isaak en rebekka gezegend en tot erven uwer beloften gemaakt hebt, geef ook aan dit paar uwen zegen, en leidt het tot alles goeds!’ Na dit gebed wordt den verloofden het beeld van eenen Heilig voorgedragen en der bruid een krans, den bruidegom eene soort van kroon opgezet. De priester geeft hun de ringen over, doet de inzegening, en laat beiden uit éénen beker drinken. Daarop verheft hij zijne stem, en zegt, of zingt veeleer, drie malen de woorden: ‘Gij zijt verbonden voor altijd en eeuwig!’ Dan neemt de priester de ringen, maakt daarmede een kruis voor de voorhoofden der echtgenooten, en steekt die voorts het jonge paar aan de vingeren. Na deze plegtigheden neemt hij beiden bij de hand, en leidt hen nader tot het altaar op een over den grond uitgespreid tapijt. Het algemeene volksgevoelen is, dat die, welke het eerst op dit tapijt treedt, de heerschappij in huis zal voeren. Deswege dringt de menigte op dit oogenblik toe, ten einde den toekomstigen heerscher of heerscheres te zien. Hier nu wordt weder uit den gemeenschappelijken beker geproefd, en het paar nog eens ingezegend, dat voorts na een kort gebed zich verwijdert. Daarop stroomen nabestaanden en vrienden toe, om de gehuwden geluk te wenschen. - Te huis zijn intusschen toebereidselen tot een seestmaal gemaakt geworden. Wanneer het jonge paar aan tafel komt, biedt de vader des huizes den echtgenooten brood en zout aan, met den wensch, dat het hun nooit aan deze eerste behoeften des levens ontbreken moge. Het bruiloftsmaal duurt dikwijls laat in den nacht, en aan gezondheden voor bruidegom en bruid laat men het niet ontbreken. Is het feestelijk onthaal geëindigd, zoo rijst de geleidster der bruid op, en voert haar bij de hand in het slaapvertrek, waar reeds vrouwen op haar wachten, om haar van het feestgewaad te ontdoen. Weldra verwijderen zich laatstgenoemden, en de bruidegom, door zijnen begeleider vergezeld, komt in het vertrek. Dan wordt de deur geopend, en alle gasten dringen binnen, om de jonggehuwden nogmaals geluk te wenschen. Ieder ledigt op hunne gezondheid een' vollen beker en neemt dan afscheid, | |
[pagina 123]
| |
terwijl hij den bruidegom het aangezigt en de bruid de hand kust, welke tot dank een' kus op de wang van den afscheidnemenden drukt. De deuren worden nu gesloten, en de gasten keeren gewoonlijk weder tot de tafel terug. Bij gelegenheid van het huwelijk zal het niet ongepast zijn, ook iets van den doop te zeggen. Daar ik echter geen oogmerk had, een der behandelde onderwerpen uit te putten, maar slechts wilde aanduiden, wat meer of min van onze gewoonten afwijkt, zij het ook hier genoeg, aan te merken, dat bij den doop de kinders drie malen in het water geheel ondergedompeld worden, dewijl men het besprengen of begieten geenszins voor voldoende houdt. Opdat nu het kind bij dit onderdompelen niet moge stikken, gebruikt de priester eene bijzondere voorzorg. Hij houdt namelijk de einden der beide uiterste vingers van zijne hand voor de ooren, de naastvolgende vingers voor de oogen, en de holte der hand voor neus en mond van het kind, en verrigt alzoo de drie malen herhaalde onderdompeling, welke, in weerwil van voorzigtigheidsmaatregelen, evenwel dikwijls nog schadelijk wordt, omdat men gewoonlijk water, dat niet gewarmd is, tot het doopen meent te moeten gebruiken. - Vol wassene personen worden op eene andere wijze in de gemeente opgenomen. In de aan Azië grenzende, en bijzonder in de zuidelijke Gouvernementen, vindt men nog vele Mahomedanen en zelfs Heidenen. Zoo zijn de Tscheremisen en Tschuwaschen, welke de afgelegene dorpen rondom Kasan bewonen, Heidenen, en bijna de helft der bewoners van dit Gouvernement Mahomedanen. De regering is zoo verdraagzaam, dat dezelve niemand der onderdanen om zijn geloof moeite veroorzaakt. Om echter vooral Heidenen den overgang tot het Christendom bekoorlijker te maken, geeft men hun, wanneer zij zich doopen laten, den voorraad voor den eerstvolgenden winter om niet. Zoo gebehrt het dan dikwijls, dat, na een jaar van slecht gewas, gansche troepen van zoodanige lieden naar de stad komen, en aan de kerkelijke overheid hun verlangen te kennen geven, om in den schoot der alleen zaligmakende kerk (hier de Grieksche) opgenomen te worden. Men drijft hen dan aan den oever van de naaste rivier, waar zij zich ontkleeden en tot aan de middel in het water gaan. Dus worden zij allen op eenmaal, zonder verdere omstandigheden, gedoopt, en daarop laat men hen met hunnen wintervoorraad naar hunne dorpen terugkeeren. Heeft er op | |
[pagina 124]
| |
nieuw een misgewas plaats, zoo ziet men deze goede lieden ook wel eens wederkomen, en, ter bevestiging van hun geloof, om een' tweeden doop verzoeken; maar dan worden zij gewoonlijk zeer onzacht afgewezen.
(Het vervolg hierna.) |
|