Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1832(1832)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Feestdronk. Het Volk - verschriklijk woord, waar alles oproer dondert, Waar de ongetemde hoop vernielt, verwoest en plondert, Of 't Koninklijk gezag met hoon en smaad begroet, En de aangeschonnen wet vertrapt met ijzren voet. Het Volk - verruklijk woord, als, vast vereend, verbonden, De Godlijke Eendragt heerscht op onbedwongen gronden, Waar de ongekreukte trouw der burgren borst doorgloeit, En 't welig lagchend land met welvaart oversproeit. [pagina 95] [p. 95] Het Volk - bedrieglijk woord, als 't opgehitste knapen, Een opgeruid gemeen het Godonteerend wapen In dolle handen geeft; als 't heilig, hemelsch woord, De Vrijheid, leuze wordt tot roof en broedermoord. Het Volk - verachtlijk woord, wanneer de burgers kruipen, Voor 't oog des Dwingelands gedwee, gebogen sluipen, En krimpen, waar hij dreigt, of siddren, waar hij spreekt, Terwijl één forsche ruk de zwakke boei verbreekt. Het Volk - ellendig woord, waar weelde en zedeloosheid De rijke bronaêr wordt van duizenderlei boosheid, Den kanker van 't verderf van ouder teelt op kind, En 't zenuwloos geheel voor hooger doel verblindt. Het Volk - bezielend woord, wanneer we op neêrland staren, Die onbewogen rots in 't buldren van de baren, - Dat Volk, Europa's roem, slechts groot door deugd en kracht, - Dat Volk het gloeijendst lied, de volle schaal gebragt! Purmerende. B.T.L.W. Vorige Volgende