Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1832
(1832)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAfscheidgroet aan mijnen neef Willem Hendrik Warnsinck, Jz. bij het eindigen van zijnen verloftijd, weder naar het leger te velde vertrekkende, den 15 dec. 1831.Gij gaat dan weêr de grens bewaken,
Met onverzwakte trouw en moed;
Wat vijand Neêrlands grond moog' naken,
Betaal' die schennis met zijn bloed!
Wij blijven - gaat ge ons weêr begeven -
En smaken elk genot van 't leven,
| |
[pagina 93]
| |
Daar gij soms menschlijk voedsel derft;Ga naar voetnoot(*)
Maar, wat ons ook ten deel moog' vallen,
Ik derf, en met mij derven we allen,
Den roem der helden, die nooit sterft.
Als gij, bij nacht, de legervuren
Des vijands donker glinstren ziet,
Verkort u dan de slepende uren
Door 't zingen van 't Wilhelmuslied!
Denk dan: Dat vuur zou dáár niet smóken,
Had Frankrijk niet dien brand ontstoken,
En 't Britsche goud de vlam gevoed;
Stond niet der Belgen haat en woede
En 't laagst verraad in schut en hoede
Van Don en Spree en Donauvloed!Ga naar voetnoot(†)
Maar, slaat ge uw oog van 't nachtlijk duister,
Waarin uw arm de grens bewaakt,
Naar d' ongelijkbren gloed en luister,
Waarmeê de vaste poolstar blaakt;
Denk dan: De Heerscher aan die transen,
De Schepper van dien gloed en' glansen
Is Hij, wiens hand de heemlen meet;
Hij, die, wat vijand ons moog' haten,
Der Vadren erf niet zal verlaten,
En 't Oude Neêrland nooit vergeet!Ga naar voetnoot(‡)
Ga voort gemak en rust te derven;
Troost u ontbering, moeite en strijd;
En blijve, in leven of in sterven,
Aan 't Vaderland uw arm gewijd!
Het eind' zal eens den strijder loonen,
Wie trouw volhardt met eer bekroonen;
Zijn loon en kroon is zielsgenot:
Geen wereld kan iets hoogers geven;
Want zielsrust is de ziel van 't leven:
Bedenk dit steeds, en - ga met God!
Ja, ga met God! - Zijn Alvermogen
Brenge u eens veilig tot ons weêr!
Hij waakt voor u; geen vaderoogen
Bewaken ooit het kind zoo teêr.
| |
[pagina 94]
| |
En keert ge eenmaal in Gijsbrecht's wallen,
Dan heffen wij, dan heffen allen,
Met dankbre vreugd, u 't loflied aan;
Dan voelt ge 't diep in hart en adren:
Ik heb voor 't heilig erf der Vadren,
Voor Volk en Vorst mijn' pligt gedaan.
w.h. warnsinck, bz. |
|