Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1832
(1832)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerdraagzaamheid.Iederen reiziger in Rusland moet het in 't oog vallen, dat de Rus, ten opzigte van andersdenkenden in zaken van Godsdienst, zeer veel verschilt van de menschen in het westelijk Europa. Of deze verdraagzaamheid, welke nergens zoo groot is, uit onbekendheid met stellige Godgeleerdheid, of uit het volkskarakter, of uit den geest der wetgeving, of uit de volslagene minachting, waarin de mindere geestelijkheid bij den grooten hoop staat, en het daaruit volgende gebrek aan gemeenschappelijke zamenwerking onder de geestelijken voortspruit, wil ik niet onderzoeken. Het zij ons genoeg, te weten, dat men hier niet die onverdraagzaamheid kent, welke in zoo vele andere landen stroomen bloeds heeft gekost. Vreemde beambten, die van buitenlands geroepen, en vóór hunne aanstelling over vele dingen ondervraagd worden, zelfs onderwijzers en hoogleeraren, welke toch in hunne betrekking onmiddellijk op de verstandelijke, dus ook op de godsdienstige opvoeding des volks invloed hebben, staan in dezen gelijk met elkander, en nooit vraagt de Regering naar derzelver geloofsbelijdenis, daar men deze zaak des gewetens aan ieder overlaat. Ofschoon de Grieksche kerk die van het Hof en van den Staat is, zoo bestaat er toch voor alle eerdiensten de volkomenste vrijheid. Ook wonen in dit groote land Christenen en Joden, Turken en Heidenen, Fetisch-aanbidders en Beeldendienaars vreedzaam | |
[pagina 26]
| |
onder elkander. Vervolging om Godsdienst, inquisitie, bloedbruiloften, Siciliaansche vespers, kruistogten en proselietenmakerij zijn hier onbekende dingen. Niemand wordt om zijn geloof verkort in zijne burgerlijke regten, of van staatsbedieningen uitgesloten. In het leger en in de voornaamste posten ziet men mannen van Tartaarsche afkomst, die nog de leer van mahomed toegedaan zijn. Ook denkt de Rus er niet aan, om er zich iets op te laten voorstaan, dat hij in de heerschende kerk (in de kerk van den Staat) is geboren. Vele vreemde kerken omgeven in Petersburg en Moskou de hoofdkerk, als minnende kinders de beschermende moeder, en in vreedzame eensgezindheid woont de regtzinnige Rus met den aanhanger van mahomed, en de Heidensche Tschuwasche met zijnen tot het Christendom bekeerden broeder in ééne hut te zamen. Een Russisch Generaal, zoo verhaalt Sir robert wilson, vond, bij het bezoeken van eenen voorpost, de soldaten aan het eten, en vraagde een' ieder naar zijne Godsdienst. Daar waren personen van velerlei geloofs belijdenis bij elkander. Toen hij tot den laatsten man kwam, wiens gelaat Tartaarschen oorsprong aanduidde, zeide hij: ‘Gij zijt een Mahomedaan, gelijk ik zie.’ - ‘Neen,’ antwoordde de soldaat met fierheid, ‘ik ben een Heiden.’ Daarop ontstond een hartelijk lagchen zijner kameraden, die zeer vreedzaam met den Heiden uit één' schotel aten en uit ééne kan dronken. Ik wenschte wel, dat bekwame mannen dit verschijnsel, hetwelk, zoo veel ik weet, nergens onder de Christenen meer voorkomt, eens opzettelijk en naauwkeurig wilden onderzoeken. Het is wel waar, dat de gemeene man in Rusland nog zeer weinig van zijne Godsdienst weet; doch hieruit alleen laat deze verdraagzaamheid zich niet verklaren, als men in aanmerking neemt, dat de gemeene man in menig ander land even min zijne Godsdienst kent, en daarbij evenwel ten uiterste onverdraagzaam is. Hiertegen nu staat lijnregt over die onverzoenlijke haat, welken de Rus, die omtrent eene vreemde Godsdienst en omtrent de meest verschillende aanhangen onder de Christenen zoo verdraagzaam is, tegen de uit den schoot zijner kerke ontstane sekten koestert. Gelijk er menschen zijn, die met iedereen, slechts niet met hunne naaste betrekkingen in vrede leven kunnen, zoo zijn ook de Russen, welke omtrent alle andere belijders zich zoo verdraagzaam betoonen, | |
[pagina 27]
| |
in eeuwigen strijd met de Raskolniken, of afgescheidenen (separatisten); en de wederkeerige haat, ja de vervolgzucht, zou weldra met geweld uitbreken, zoo niet eene wijze Regering de partijen wist in toom te houden. Voormaals wist men in de Russisch-Grieksche kerk van geene scheuring. Toen echter, vóór omtrent eene eeuw, een Aartsbisschop te Moskou de oude siturgische boeken niet meer goedkeurde en nieuwe invoerde, scheidden de aanhangers van het nieuwe zich van de anderen af, en de breuk onder de geloovigen werd zoo groot, de haat en verachting wederzijds zoo geweldig, dat aan vereeniging niet meer te denken schijnt te zijn. De nieuwe boeken zijn, wel is waar, grootendeels afgeschaft, of althans aanmerkelijk veranderd en aan de oude meer gelijk gemaakt geworden; maar de verdeeldheid der gemoederen werd er niet door verminderd. En evenwel verschillen deze Raskolniken, die zichzelven den eernaam van starowertzi (oudgeloovigen) geven, slechts in onbeduidende bijzaken, die meerendeels alleen uitwendige vormen betreffen, van de anderen. Zij gebruiken b.v. geene klokken in hunne kerken; zij maken het in Rusland gebruikelijke groote kruis over voorhoofd, schouders en borst in eene andere rigting, van de regter- naar de linkerzijde der borst, terwijl de anderen het van de linker naar de regter doen, enz. Daar echter deze starowertzl alle gemeenschap met de voorstanders van het nieuwe schuwen; daar zij het voor zonde houden, met hen uit één' schotel of aan denzelfden disch te eten; daar zij, toevallig een' zoodanigen ketter ontmoet hebbende, kleederen en huisraad, als ware de persoon melaatsch, wasschen en reinigen, zoo zal er wel geene vereeniging der vijandige broeders mogelijk zijn, en er blijft niets anders over, dan hen verre genoeg van elkander verwijderd te hoaden en elke partij haren weg te laten gaan. De Grieksche of hoofdkerk in Rusland heeft overigens, gelijk bekend is, onder de verschillende aanhangen der Christenen, de meeste overeenkomst met de Roomschkatholieke kerk. Zij is van deze alleen hierdoor onderscheiden, dat zij de opperhoofdigheid van den Paus niet erkent; dat, volgens haar, de H. Geest alleen van den Vader, en niet tevens van den Zoon, uitgaat; dat zij geene gesneden beelden, maar slechts geschilderde afbeeldingen in de bedehuizen duldt; en eindelijk, dat zij het Avondmaal onder beide gedaanten aan de geloovigen toedient. Al het overige hebben de Grieksche | |
[pagina 28]
| |
Christenen met de Roomschkatholieken gemeen, zelfs het misoffer, de biecht, enz. Om deze reden worden dan ook leden van de Grieksche kerk door de Katholieken niet voor ketters of ongeloovigen, maar slechts voor schismatieken (scheurmakers) gehouden; en het is den Katholieken, die in Rusland wonen, geoorloofd, alle verrigtingen der kerk, als doop, huwelijksinzegening, avondmaal, laatste oliesel enz., zoo er geen Roomsch priester is, van een' Russisch' geestelijke te ontvangen. De geestelijken van de Russische kerk mogen niet alleen, maar moeten trouwen, eer zij de wijding ontvangen en hun ne kerkelijke bediening waarnemen, die, naar den regel, slechts door gehuwde priesters kan verrigt worden. Doch zij mogen slechts eenmaal huwen. Sterft de vrouw van eenen geestelijke, zoo wordt hij daardoor ongeschikt voor zijnen post, kan de kerkdienst niet langer waarnemen, en moet in het klooster gaan. Daar nu het klooster voor geen hunner een wenschelijk verblijf is, worden de vrouwen der Russische Popen als op de handen gedragen en met de teederste zorg opgepast, ten einde de man zoo lang mogelijk zijne vrijheid moge behoudeu. De eenige vergoeding, welke hij door de verplaatsing in het klooster voor het verlies van vrijheid erlangt, is het uitzigt van eenmaal Archimandriet of Archire (Bisschop of Aartsbisschop) te worden; want alleen monniken, dat is, weduwenaars van overledene priestervrouwen, hebben bevoegdheid tot deze posten. Voorts bezitten de Russische geestelijken geene vaste goederen of uitgestrekte landerijen, gelijk b.v. de Spaansche en Portugesche priesters, die een groot gedeelte des lands in eigendom hebben. De geestelijke goederen werden in 1764 door den Staat overgenomen, en sedert ontvangen de priesters, even als alle andere ambtenaren, een jaarlijksch vast inkomen. Bovendien staan allen onder een oppergeregtshof, de heilige Synode te Petersburg, waarvan de leden niet enkel geestelijken, maar meerendeels wereldlijke personen zijn. Zoo lang deze inrigtingen stand houden, is er geen gevaar, dat de geestelijkheid, als één ligchaam, wordt, wat dezelve in de Roomsche kerk is geworden. | |
De Thee.Benevens het bad is eene der grootste behoeften voor de Russen de thee, en wel de Chinesche thee, die over | |
[pagina 29]
| |
Kiachta uit China ingevoerd wordt. In weerwil van dezen grooten afstand, is de thee, geheel Rusland door, zoo goedkoop, dat zelfs armen dezelve ligt bekomen kunnen. Ook houdt men deze thee voor beter, dan die, welke wij over Holland en Engeland bekomen, dewijl de zee er schadelijken invloed op heeft. De Russische thee wordt meestal van China tot Petersburg en Kiew op vrachtkarren aangebragt, en slechts zelden eene korte wijl langs rivieren vervoerd, daar de groote stroomen van Rusland in eene andere rigting loopen. In plaats van de voor geringere standen al te dure suiker, wordt honig gebruikt; en ofschoon ik aanvankelijk tegen dit middel van vervanging (surrogaat) was, zoo moest ik toch weldra bekennen, dat de honig bij de thee veel beter past en veel aangenamer smaakt, dan de beste suiker. Hiermede bedoel ik echter den Russischen honig, bijzonder dien, welke van wilde bijen in de lindenbosschen verzameld wordt, en zich door een' specerijachtigen smaak onderscheidt, gelijk dezelve ook aan de groenachtige kleur kenbaar is. Deze in Rusland insgelijks zeer goedkoope honig is met dien, welke van onze tamme bijen komt, geenszins te vergelijken, en een inderdaad kostelijk geschenk der natuur. Melk of room wordt slechts zelden bij de thee gebruikt. Arme lieden vergenoegen zich, de door anderen reeds afgetrokken theebladenGa naar voetnoot(*) te droogen, en dan nog eenmaal er kokend water op te gieten; welk tweede treksel natuurlijk veel slapper is en minder geur heeft. Tot het zetten der thee heeft men in Rusland bijzondere theepotten van geel of rood koper, samowar (zelfkoker) genoemd, waarvan er in de beroemde fabrijkstad Tula jaarlijks vele duizenden vervaardigd en het gansche land door verzonden worden. Deze samowar heeft meest de bevallige gedaante eener urne. Wanneer de gemeene Rus zich eens regt versnaperen wil, gebruikt hij drooge rozijnen bij de thee. Hij stopt den mond vol rozijnen, kaauwt ze een weinig, en laat er dan de thee gewoonlijk zeer heet doorgaan. Het is bijna niet te gelooven, hoe veel van dezen drank in Rusland gedronken wordt, en hoe veel een enkel mensch soms gebruikt; terwijl men niet hoort, dat het veelvuldig gebruik nadeel doet. Jaarlijks, zegt men, worden uit China over de | |
[pagina 30]
| |
4000 pud (1600 centenaars) thee naar Rusland gevoerd. De Chinezen pakken dezelve in vierkante kisten, in het bovenste gedeelte van welke men, ter dikte van één' of anderhalven duim, eene laag van de zoogenaamde bloemthee vindt, die in Rusland, als de kostelijkste en duurste, vooral hooggeschat wordt. Deze bloemthee bestaat niet, gelijk men meent, uit den bloesem der theeplant, maar uit de niet geheel ontwikkelde blaadjes, die een' bijzonder sijnen en aangenamen smaak hebben. Behalve deze kent men in Rusland slechts twee soorten van thee, zwarte en groene. De laatste, donkergroen van kleur, wordt voor de beste gehouden, doch voor minder gezond, daar de Chinezen, door dezelve op heete koperen platen te droogen, die kleur aan de bladeren geven. Voorts gebruikt in Rusland ieder, groot en klein, rijk en arm, dagelijks eene groote hoeveelheid thee. Komt iemand ergens als gast, zoo heeft hij naauwelijks zijnen voet binnen de kamer gezet, of de samowar volgt reeds. Dit is eene zoo vaste gewoonte, dat men deswege geen bevel aan de bedienden behoeft te geven. De vrouw des huizes drinkt dan natuurlijk met den gast; en daar deze gelegenheid, vooral op zon- en feestdagen, meermalen wederkomt, zoo gebeurt het, dat menige vrouw op één' dag twintig en meer koppen thee gebruikt, zonder eenig nadeel daarvan te gevoelen. Mannen, inzonderheid de gemeene kooplieden, drinken er soms nog veel meer. Dikwijls zag ik gansche gezelschappen van deze Russische kupzi, wanneer zij zoo even van hunne reizen in het land teruggekomen waren, zich, in hunne dikke, met sneeuw en ijs nog bezette pelzen, om een' geweldig grooten samowar en schotel rozijnen plaatsen, en niet eerder opstaan, vóór dat samowar en schotel ledig waren, zoodat velen in weinig tijds meer dan twintig kommen thee opslurpten. Deze overvloed van kokend heeten drank bragt hen in een zoo sterk zweet, dat het water in stroomen langs hunne borstelige kaken liep, en zij het gedurig moesten afwisschen. Zij schenen zich echter steeds daarbij zoo wèl te bevinden, dat het nooit iemand hunner inviel, den dikken pels af te leggen. De samowar vergezelt den Rus steeds. Die te arm is, om er eenen te koopen, gebruikt. in plaats daarvan, een' kleinen ijzeren ketel, welke rond is, en, onder dezelfde benaming van samowar, ook in de armste hut aangetroffen wordt. Meermalen, wanneer ik zoodanige hut binnentrad, waar overal de behoeftigheid te zien | |
[pagina 31]
| |
was, en ik met den gewonen groet: Kak schiwiosch? (hoe gaat het?) naar den toestand der bewoners gevraagd had, ontving ik het van tevredenheid getuigende en reeds tot spreekwoord geworden antwoord: Slawa Boga, chleb jest, samowar jest; nitschewo ne nadamna. (God dank, daar is nog brood, daar is nog samowar; ik heb geen gebrek.) Overigens schijnt dit zoo overvloedig en, zoo veel mij althans bekend is, voor de gezondheid niet nadeelig theedrinken met eene andere bijzonderheid in verband te staan, welke dit, in andere landen misschien zeer nadeelig, gebruik hier allezins heilzaam maakt. De felle winterkoude, welke in de meeste streken van Rusland heerscht, en de aldaar gewone en noodzakelijke heete kamers, stellen het ligchaam zeer dikwijls aan schielijke en sterke afwisseling bloot. Het is niets zeldzaams, in de kamer eene hitte van 30 graden Reaumur te hebben, terwijl buiten eene koude van even zoo veel graden is. Daar nu menigeen, wegens bezigheden, meermalen daags zijne kamer moet verlaten en in de buitenlucht komen, ondervindt hij eene verandering van 60 graden, waartegen zelfs een Russisch gestel niet bestand is, zoo er niet bijzondere maatregelen van voorzorg genomen worden. Een vreemdeling, welke in eenigzins gevorderde jaren derwaarts verplaatst wordt en de gewoonten van zijn warmer vaderland behouden wil, moet gewoonlijk zeer spoedig voor de strengheid van het klimaat bezwijken. Toen ik op mijne reis naar Tobolsk door Perm kwam, eene stad, die zuidelijker dan Petersburg ligt, verhaalde mij een jonge, sedert zes jaren aldaar wonende, Duitscher, dat van de landslieden, welke hij bij zijne komst te Perm aangetroffen had, niet één meer overig was. ‘Ik heb,’ zeide hij, ‘in deze zes jaren meer dan twintig Duitsche huisvaders ten grave helpen dragen; en waarschijnlijk zou de dood ook mij reeds lang weggerukt hebben, zoo ik niet in mijn drieëntwintigste jaar, en dus in eenen ouderdom hier gekomen was, in welken het gestel nog buigzaam genoeg is, om aan den nieuwen invloed te gewennen. De Russen,’ voegde hij er nog bij, ‘weten dit ook zeer wel, en beschouwen elken vreemdeling, die bij zijne komst reeds veertig jaren telt, als de wisse prooi van een' vervroegden dood. De vaders sterven gewoonlijk vroeg weg; maar hunne kinderen tieren doorgaans zeer wel.’ Deze schielijke en zoo dikwijls plaats hebbende verwis- | |
[pagina 32]
| |
seling van de heete kamer met de koude buitenlucht veroorzaakt eene ongesteldheid, welke aan dat noordelijk klimaat eigen en des te gevaarlijker is, daar dezelve oogenblikkelijke hulp vereischt, wanneer de lijder voor een' plotselijken dood of voor langdurig sukkelen bewaard zal blijven. De gezondste en sterkste man wordt, zoodra hij een' voet buiten de kamer zet, of men voor een oogenblik deur of venster opent, meermalen eensklaps door een hoogst onaangenaam gevoel bevangen, dat zijn gansche gestel aangrijpt, en zwaar, als lood, op hem drukt. De koude heeft de uitwaseming der huid plotseling geheel doen ophouden. Eene groote loomheid in de ledematen, eene gewaarwording in de uiterste deelen, alsof ze afvallen zouden, felle hoofdpijn en branden der oogen zijn de eerste teekenen der ziekte, waarop, zoo er niet terstond hulp wordt verschaft, binnen weinige uren reeds de gevaarlijkste verschijnselen volgen. Daar de uitwaseming belet is, en wel in zoodanige mate, als wij in onze gematigde luchtstreek niet kennen, moet dezelve ten spoedigste hersteld worden. De zieke wordt daarom oogenblikkelijk en in zijne kleederen op het naaste bed gebragt, zoo digt mogelijk toegedekt, eene warme muts van bont hem over de ooren getrokken, frissche thee gezet, en hem daarvan zoo veel en zoo warm te drinken gegeven, als hij maar kan binnenkrijgen. Wanneer men deze middelen tijdig aanwendt, breekt een overvloedig zweet over het gansche ligchaam uit, en de vreeselijke verschijnselen verdwijnen even zoo spoedig, als ze gekomen waren. De anderen, die zich intusschen weder aan hunnen disch gezet hebben, verwonderen zich in geenen deele, wanneer zij den lijder reeds binnen een half uur het hoofd uit alle de pelzen zien steken, en hem aan hunne vrolijke gesprekken deel hooren nemen, die vóór eene korte poos aan iemand, welke met de toevallen onbekend is, een verloren mensch toegeschenen zou hebben. Allengs wordt het dek nu verminderd, en nog denzelfden avond zit de man, die zoo nabij den dood was, weêr vrolijk onder zijne vrienden. Maar des te erger gaat het anderen, welke deze oogenblikkelijke hulp niet erlangen. Zoo zij niet reeds den volgenden dag sterven, verlammen zij door de jicht over het gansche ligchaam, en ondergaan een' langzamen, smartelijken dood. Men kent deze lieden, al ware ook de verlamming niet blijkbaar, terstond aan de teekenen van kwaadsappigheid op hun gelaat. Vraagt men, wat | |
[pagina 33]
| |
hun deert, het gewone antwoord is: prosdudilsa (ik heb koude gevat); en dit woord klinkt in het oor der Russen even verschrikkelijk, als pest of dood bij andere volken. Die nu geene geschiktheid heeft, om door het drinken van een aantal kommen heete thee terstond in het zweet te geraken, moet, indien hij mijnen raad wil volgen, liever van daar blijven. Maar, zijn er dan onder de Russen ook niet zoodanige lieden, welke bezwaarlijk kunnen zweeten? Ik heb er geenen gevonden. Gelijk vele menschen slapen kunnen, wanneer zij willen, zoo kunnen alle Russen zweeten, wanneer het hun goeddunkt - heete thee, een warm dek en eene digte muts, en zij zijn van het gevolg zeker. En dit geluk (voor hen is het een waar en groot geluk) hebben zij, naar mij toeschijnt, zichzelven bereid. Hunne menigvuldige heete baden houden de huid zuiver en zacht, en het veelvuldig gebruik van warme thee, waardoor zij ook in gezonde dagen dikwijls van zweet druipen, vermeerdert die eigenschap der buid, en maakt dezelve geschikt, om den invloed van hun klimaat te wederstaan; eenen invloed, welke anders misschien nog nadeeliger op de bevolking dezer oorden zou werken, dan de pest op de bewoners der zuidelijker landen van het oosten. (Het vervolg hierna.) |
|