Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1832
(1832)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 700]
| |
Deze derde druk onderscheidt zich door eenige verbetering van spelling en versisicatie; door de invlechting eener nieuwe episode, de droom van nique; door eene derde opdragt in proza aan van de weijer; door een berijmd woord aan den lezer, en eindelijk door bijgevoegde karrikatuurplaten. De Heer van der hoop heeft, gelijk bekend is, in dezen komischen Heldenzang getoond, ook in den luimigen schrijfstijl wél te kunnen slagen. Tot proeve voor hen, die het stukje nog niet kennen mogten, geven wij hier de drie eerste coupletten van den lierzang, (als parodie van dien van achilles, in het Treurspel van dien naam door huydecoper) door van der hoop aan van de weijer, na deszelfs vruchteloozen togt, in den mond gelegd: Ik heb u wederom doen keeren,
o Brussels benden, mij zoo trouw!
Des vijands aangezicht te ontberen,
Strekt geen van ons ten bittren rouw:
Ik zag, wanneer wij moesten scheien,
Geen onzer droeve tranen schreien,
Ik hield mijn lach in, en ik veinsde een wreed verdriet;
Met blijdschap zie ik u aan Brussel weêrgegeven,
Maar ik kan zonder u wel leven;
Doch zonder wind leeft held Sylvanus niet!
O Nique, trouwste mijner vrinden!
Heb ik 't geluk u na den strijd
Bekwaam en nuchter weêr te vinden,
Hoe zal mijn ziel dan zijn verblijd!
Maar ach! ik vrees, gij zult de krachten
Van 't Lambiek al te zeer verachten;
Betrouw u niet te veel, als gij de liters ziet!
Doch kan uw dronkenschap me een graad van eere geven,
Dan kan ik zonder u wel leven;
Maar zonder wind leeft held Sylvanus niet!
Mijn Rose! wat moet gij niet lijden,
Nu 't schijnt dat ik uw liefde hoon;
Maar ach! de woeste drang der tijden
Verbiedt mij 't streelen van uw schoon:
Mij dunkt, ik hoor u droevig klagen:
Kan u dat schoon niet meer behagen,
Of is 't een andre zaak, die u 't genot verbiedt?
'k Wil op die booze vraag geen duidlijk antwoord geven;
Want ik kan zonder vrouw wel leven;
Maar zonder wind leeft held Sylvanus niet!
Men weet, dat, in de potter's beruchte Briefwisseling, van de weijer l'incurable van de weijer genoemd wordt. Atqui. Ergo.
No. XIV. Boskbesch. bl. 631. reg. 20. staat zijd voor zijn. |
|