moeite, om eene houding, geëvenredigd aan zijne gewigtige betrekking, aan te nemen. Met eenen deftigen tred naderde hij meerveld, en heette hem, de hand reikende, van harte welkom in deze vergadering. Vervolgens riep hij dezelve, op eenen toon en wijze, zoo als hij gewoon was om te roepen, tot de orde: ‘Hoort, medeburgers! hoort! heden smaken wij het genoegen, om eenen onzer gegoedste, braafste en bescheidenste medeburgers in onze vergadering te zien,’ enz. - ‘Wij zullen u,’ riep de President, ‘een afschrift onzer wetten ter hand stellen, waaruit gij een en ander, benevens uwe wekelijksche bijlage of contributie, bestaande in eenen daalder, behalve uwe vrijwillige vertering, kunt ontwaren.’ - ‘Maar,’ antwoordde meerveld, ‘wanneer eene dusdanige onnutte uitgave mij nu eens niet beviel?’ - Toen nam een kleermaker het woord, en riep ind rift: ‘Wen het das heil von das liebe vatterland pedreft, dan mot een rijk porjer, as jij pent, niet karig zijn.’ - ‘Mijn vaderland,’ antwoordde meerveld zeer bedaard, ‘is mij boven alles dierbaar; ik hoop hetzelve nimmer te verlaten, en heb voor deszelfs welzijn alles veil. Hoe gij, baas knip, omtrent uw natuurlijk vaderland staat, weet ik niet; doch het komt mij voor, dat hetzelve u niet zeer na aan het harte ligt, wijl gij voor dit ons land meerdere opofferingen doet, dan voor uw geboorteland,’ enz. Over het geheel heeft de Schrijver aan dit verhaal, door gebruikmaking van de geschiedenis van onzen tijd, leven bijgezet. Daar nu ook de zedelijke strekking, door aanbeveling van deugdsbetrachting en afschrikking van teugellooze losbandigheid, niet onnuttig is, durven wij voor ditmaal dezen arbeid gerust aanbevelen.