Proeve over de zedelijke schoonheid der Poëzij van Sophocles,door P. van Limburg Brouwer.Te Groningen, bij W. van Boekeren. 1832. In gr. 8vo. VIII, 254 bl. ƒ 2-:
Dit welgeschreven en doorwrochte werk doet zoo wel der geleerdheid en oudheidkennis, als den smaak en het gevoel des Schrijvers eer aan. Waar sophocles wel eens onverdiend was aangevallen of verkeerd begrepen, wordt hij door den Heer limburg brouwer uitmuntend verdedigd. Het is wel waar, dat hedendaagsche Tooneeldichters zelden Recensenten vinden, die hunne stukken zoodanig bestuderen, en elke schijnbare ongelijkheid in, of minder gelukkige schildering van deze of gene karakters zoodanig zoeken toe te lichten, dat plan en bewerking er telkens door gered worden. Het is waar, dat, indien de meeste Recensenten hunne tijdgenooten alzoo behandelden, als de Heer limburg brouwer sophocles doet, en reeds te voren met eschylus en den Lierdichter pindarus gedaan heeft, de hedendaagsche Schrijvers, al zijn ze juist geene sophoclessen, toch niet zoodanig zouden miskend of gehavend worden, als wel eens geschiedt: want hoeveel laat zich niet hetzij veroordeelen, hetzij verdedigen of aanprijzen zelfs, al naar dat men het hebben wil! Doch dit alles neemt niets weg van de doorgaans gegronde verdediging der zedelijke schoonheid van de Tragische Poëzij van sophocles; en waar die verdediging onmogelijk is, daar wordt het gebrekkige openhartig erkend. Echter vindt ook dát veelal verschooning in de begrippen der Grieken omtrent de natuur der Goden, hun bestuur, de hun verschuldigde eerdienst, en de zedelijkheid.
Al de overgeblevene stukken van sophocles worden hier doorloopen; en, schoon de zedelijke schoonheid vooral wordt aangewezen, wordt echter noch de inhoud der stukken noch de aesthetische waarde vergeten. Niet slechts voor ongeletterden is dit werk van nut. Neen! ook voor de dusgenaamde geleerden. Immers: hoe velen zijn er, die, ja, de woorden van een' oud' Schrijver redelijk wel verstaan, en zelfs voor de vuist kunnen vertalen, maar die toch nimmer zoodanig tot den geest en den zin zijn doorgedrongen, dat zij mogen gerekend worden, den Schrijver te begrijpen