Vs. 111. Om dat 'k geen' losprijs neem, voor Chryses mijn geliefde.
Ten derde is de taal niet zuiver, b.v.:
Vs. 432. Zijn kiel loopt binnen in den diepen breeden haven.
Lees: de diepe, breede haven. Het woord is vrouwelijk.
Vs. 467. Toen de arbeid was voleind, den maaltijd opgedragen.
Lees: de maaltijd. Het woord is wel, volgens siegenbeek, (niet volgens bilderdijk) mannelijk; maar de vierde naamval komt hier niet te pas.
Vs. 539. En daadlijk spreekt zij hem in hartverscheurbre taal.
Vs. 567. Als mijn verschrikbre hand zich tot u henenslaat.
Wij erkennen, dat bilderdijk wel eens het voorbeeld heeft gegeven van het gebruik van bare en bre, in plaats van het participium; maar hartverscheurbre talen en verschrikbre handen hebben op ons nog altijd eene oorverscheurende, of wil men oorverscheurbre uitwerking.
Vs. 602. - 't ontbreekt aan spijs noch tier.
Of men tier wel in dezen zin zeggen kan, betwijfelt Recensent hoogelijk. Neemt de Schrijver het hier voor getier, of in eene andere beteekenis? Het is niet gemakkelijk, dit te raden.
Ten vierde heeft de Vertaler, die zich dan toch minder op sierlijkheid dan op getrouwheid toelegde, niet altijd den zin goed overgebragt, en zich soms vrijheden veroorloofd, die al te ver van het oorspronkelijke afwijken, b.v.:
Vs. 63. Want ook de Donderaar zendt aan het menschdom droomen.
Bij homerus staat: want ook de droom komt van jupiter. Volgens den Vertaler zendt, onder anderen, ook jupiter dezelve.
Vs. 148. Hem antwoordt held Achil, met schele en grimmige oogen.
Waarom hier die schele oogen, die ons eene onaangename