ruggehouden, toonen, hoeveel nader de kunst hun aan het harte ligt, dan godsvrucht en Evangelie. Moet dan alles, wat die nagedachtenis schandvlekt, maar worden vergoelijkt, of aan eene gemelijke bui toegeschreven? Moet dan bilderdijk de eenige zijn, van wien men het goede ook voor de nakomelingschap uitbazuint, terwijl men zijne donkere zijde bedekt? Was het dan ook gemelijke bui, dat zaaijen van twist en wantrouwen tegen 's lands bestuur, hetgeen gelukkig geen of althans zeer weinig kwaad gedaan heeft? Dat schenden van kemper en borger, mannen, die hij bij hun leven niet aan durfde? Dat misbruiken van zijn heerlijk dichttalent tot de ontuchtigste vuilbekkerij? En hoe zeer zouden wij dusdanige vragen nog kunnen vermenigvuldigen!
Ten slotte. Iemand uit te krijten, als die een' ander' verdoemt, gaat gemakkelijk; maar wij dagen hem, die zich onder den naam van arkel verbergt, en ieder' ander' uit, om in het aangevallen stukje daarvan eene schaduw te vinden. Het staat er ten opzigte van hetzelve wel niet uitdrukkelijk; maar men gevoelt wel, waar de schrijver heen wil. Het had den Heer van arkel vrij wat fraaijer gestaan, indien hij, die zoo tot verschooning in het oordeel over anderen aanspoort, onpartijdig genoeg geweest ware, om den gematigden toon in het Bezoek enz. op te merken. Er zijn dingen, die voor geene satyrieke behandeling vatbaar zijn; daaronder behoort ook, eene vlek te werpen op iemands zedelijk karakter. En hiermede stapt Rec., die over deze zaak thans zijn eerste, maar stellig ook laatste woord gezegd heeft, van dit gedeelte der Gedenkschriften af.
Voor het overige heeft Rec. van de herlezing dezer Gedenkschriften zoo veel genoegen gehad, dat het ondankbaar zou zijn, indien hij ze niet van geheeler harte aanprees. Het is een regt geestig, vrolijk en onderhoudend boek, waar de zoo gevaarlijke klip van het bas comique doorgaans gelukkig in vermeden wordt. Er is nog al veel in, dat op de tijdsomstandigheden betrekking heeft, waardoor de lezing thans inzonderheid dubbel wordt veraangenaamd. Taal- en dichtlievende Genootschappen; de roemrijke Omwenteling; de Conferentie, en wat niet al, ontvangen menigen veeg uit de pan, of, wil men, uit de pen. De beelden zijn ten deele zeer grappig, b.v. het principe van non-interventie de veiligheidsklep der politieke stoombooten van Europa; de intervenierende non-interventie te Ancona, een klein familiege.