Wij meenen den man ook te wél te kennen, om bij hem eenige andere drijfveer te vooronderstellen. Het kan zijn, dat men in het eene oogenblik meer bezadigd is dan in het andere; maar dit is zeker, dat Dr. van meeteren niet gedwaald heeft. Het geval was Cholera, en zal dit blijven, in spijt van hem, die, volgens het verhaal van eenen ooggetuige, toen het lijk ter schouwing nog naauwelijks van deszelfs kleed ontbloot was, onder een luid gelach den kreet ophief, dat dit geene Cholera Asiatica was. Nu, Cholera Asiatica en pulvis Algarothi zijn geene dagelijks voorkomende dingen!
Dr. van meeteren stelle zich tevreden. De Heeren, welke de lijderes onder behandeling hebben gehad, hebben als mannen van eer gehandeld; hunne verklaring strekt hun tot eer en moet hem voldoening zijn.
De verklaring, of liever het Rapport, aan Heeren Burgemeester en Wethouders te Delft gedaan, strekt ten bewijze - men zoude bijna zeggen, dat de Heeren toen nog geheel onbekend waren met de uitgangen der Cholera. Hebben of hadden zij toen onder anderen het Rapport over de Cholera van onze Commissie nog niet gelezen? Het zal ter zijner tijd aan waarnemingen niet ontbreken, waar de dood, op apoplexia sanguinea gevolgd, bewezen zal worden en - evenwel cholera voorafgegaan is! Heeren Burgemeester en Wethouderen konden echter in dezen slechts hooren, en zullen zeker tevens niet beslist hebben.
Doch genoeg. Wij waren reeds te uitvoerig. Wij zeggen van dit woord: het is een kort, bescheiden en waar woord. De Heer van meeteren ga voort met kalmte nut te doen; het gezegde van Prof. van der breggen blijve steeds het zijne, en hij trooste zich, dat ontijdig lagchen dikwijls naderhand vrees aanjaagt. Genesis XVIII: 15.