godsdienstigen, vrijheidlievenden geest van onzen landaard zoo wél aanduidt. Eene drukfout is, bl. 45, vereeniging, waar men, blijkens den zamenhang, vereeuwiging moet lezen. De gunstige invloed van het karakter der Celtische, Germaansche en Noordsche Volken op de invoering en vestiging van het Christendom onder hen, is eene zeer lezenswaardige bijdrage. Thascius caecilius cyprianus wordt als Mensch en Christen in drie Voorlezingen geschetst door j. clarisse. Ook dit stuk bevalt ons bij uitnemendheid. In de Redevoering over den zamenhang onzer denkbeelden, door (nu wijlen) t. hoog, komt menige belangrijke zielkundige aanmerking voor. Van den Verzamelaar zelven is: Iets over de Bijbelverspreiding in betrekking tot den Slavenhandel in onze overzeesche bezittingen. Wij wenschen van ganscher harte, dat de uitkomst moge beantwoorden aan de gunstige verwachtingen des Eerw. stellers. De Voorlezing van h. altmann, over de hooge waarde eener goede Opvoeding, bevat veel goeds, dat vooral door ouders gelezen en behartigd behoorde te worden. Wij geven den verdienstelijken Onderwijzer in bedenking, of hij bl. 175, reg. 6 van ond., zijne meening niet beter door gebrek aan belangstelling uitgedrukt zoude hebben. Wij gebruiken het woord belangeloosheid gewoonlijk in een' anderen zin. Een klein stukje van naauwelijks vijf bladzijden, onder het opschrift: Gedachten over het verband tusschen Vaderlandsliefde en Wereldburgerschap, kan natuurlijk slechts wenken bevatten; doch deze weinige woorden zijn genoeg, om het oogpunt aan te wijzen, waaruit men de zaak moet beschouwen. Onder de rubriek Letterkunde vindt men: Iets over de vraag, in hoe verre
kunnen de zoogenaamde Mémoires den pragmatischen Geschiedschrijver van nut zijn, en in hoe verre kunnen zij beschouwd worden hem hinderlijk te wezen; en: Aanteekening betrekkelijk het gebruik van den Hoed hier te lande. Het eerste stuk is zeker het belangrijkste, alhoewel de bijzonderheid aangaande den Hoed ook wel een plaatsje verdiende. Onder Landelijk Schoon wordt slechts één stukje medegedeeld, Het Rijn-Gau. Met veel genoegen lazen wij voorts onder de Reisverhalen het Togtje naar de landstreek Para in de Kolonie Suriname, door Mr. c.h. fokke. Minder aangenaam, maar toch belangrijk, is de lezing van het stuk, getiteld: Een paar dagen in de Provincie Antwerpen, of bezoek aan het Klooster van la trappe, bij Westmalle, in 1829. De Schrijver deelt letterlijk den inhoud van een klein geschrift mede, dat voor een' Hollandschen stuiver in het klooster te bekomen was. De titel daarvan is: Kort begrip van de levenswyze die men houd in 't klooster van la trappe, in Westmalle, gezeyd 't heylig hert, by Antwerpen, en van de gesteltenis in de welke men zyn moet om daer in te gaen. Bij het lezen moet men zich bedroeven over de verbijsteringen van het menschelijk verstand. Brieven van een Engelsch Reisgezelschap, uit Frankrijk, Zwitserland en Italië, (tweede